Ineens stond hij voor haar neus. Het was maandagmiddag. De kinderen waren naar school, Harko naar zijn werk – het leven was weer normaal. Evelien had de was gedaan, koffie gedronken met Esther, de werkster, en nu deed ze boodschappen. Bij het vuilnis op straat lagen afgedankte kerstbomen, het meeste vuurwerkafval was al verdwenen. Evelien had naar deze dag uitgekeken; de feestdagen en alles wat daarbij hoorde, duurden voor haar altijd net iets te lang.

‘Hi,’ zei hij eenvoudig, ‘gelukkig nieuwjaar.’ Ze had net haar fiets op slot gezet voor de deur van slager Van Dam om Julia’s favoriete leverworst te kopen. Veel te duur, en zeker voor leverworst, maar Juul moest goed eten, die had alles in zich om een magere deegsliert te worden. Ze draaide zich om, klaar met het fietsslot, en daar stond hij: Robert.

‘Hi,’ zei ze terug. Hij had haar tussen Kerst en Oud en Nieuw bedolven onder sms’jes, zoveel dat ze uiteindelijk was opgehouden met ze te lezen. Ze had een soort...