‘Leuk, zo’n hotel,’ bromde Regina, ‘maar wanneer gaan we naar huis?’ Ze zaten nu vier dagen in het Hilton en inderdaad; de lol was er een beetje van af. Elke dag ging Evelien kijken hoe de werkzaamheden vorderden. Ze had het idee dat het opbouwen van een muur langer duurde dan het slopen ervan. Verder kon ze er weinig van zeggen. De grote blonde Bulgaar bleek helemaal geen Bulgaar te zijn, maar een Duitser die vloeiend Engels sprak en zijn bouwploeg bijzonder goed in de hand had. Evelien had eigenlijk wel een beetje met hem te doen. Hij had de schuld van de blunder gekregen; voor het oog van politie, Bouw- en Woningtoezicht en Harko en Evelien had zijn Belgische baas Van der Bosschoten hem de huid vol gescholden. Twintig minuten had de tirade geduurd. Daarna had Van der Bosschoten voorgesteld dat het gezin Van Brakem een week lang op zijn kosten in het Hilton verbleef en dat in die tijd alle schade zou worden hersteld. ‘Eten, drinken, alles,’ had hij royaal uitgeroepen, ‘en dan zijn we er wel uit toch?’ Hij was bang voor juridische stappen.
Evelien