Telefoon. ‘Hé, schat!’ Als dat Sylvia niet was. Ze had maanden niets van zich laten horen, en nu klonk ze alsof ze gisteren voor het laatst hadden gebeld. Typisch Sylvia. Je kon er boos om worden, maar het hielp niets. De zussen waren elkaar een beetje uit het oog verloren sinds Sylvia het had aangelegd met Erik, zo’n popie-jopie met van die Gordon-krullen en een dik Breitling-horloge. Ze had die man nodig om bij Sjoerds geld te komen. En dat had ze nodig voor Sjonnie, het kind van Sjoerd. Echt iets voor haar zus om een kind te krijgen van een malafide, vermoorde vastgoedhandelaar. ‘Hoe is het met mijn oude zus?’ kirde Sylvia.

‘Goed hoor, Syl,’ antwoordde Evelien koel. Als Sylvia zomaar ineens belde, was er meestal iets aan de hand. En voor je het wist, trok ze met Sjonnie bij je in. ‘En met jullie?’

‘Met ons?’ Syl leek het even niet te snappen. ‘O, met ons is het geweldig. Sjonnie gaat geweldig. Hij groeit, joh, hij kan al een beetje lopen. Zoo leuk!’

Evelien probeerde zich voor...