Wat nu?’ vroeg Evelien toen ze eindelijk weer in de auto zaten. De technische dienst van de politie was geweest. Het wrak van de Mini en de straat waren vanuit allerlei hoeken gefotografeerd. Ze had aan drie verschillende agenten verklaringen afgelegd, de meiden waren ondervraagd, de vrouw die bij de Mini hoorde, was met een taxi afgevoerd- ze huilde hysterisch omdat ze haar afspraak met de kapper had gemist. Evelien en de meiden hadden twee uur vertraging opgelopen.

‘Nou, naar België natuurlijk,’ zei Julia chagrijnig.

‘Ik ga liever naar huis,’ meldde Regina.

Evelien had ook weinig zin om nog naar Brasschaat te rijden, maar je moest als moeder het goede voorbeeld geven. Bij elk zuchtje tegenwind inbinden, daar hadden pubers niets aan. ‘We zetten door,’ zei ze, ‘ik rijd wel wat harder.’

‘Bravo!’ zei Regina dof.

Tot ruim voorbij Utrecht was het stil in de auto. De meiden hadden hun iPods op. Een nieuwe gewoonte, en niet alleen in de auto. Ook thuis zaten ze soms uren met hun...