‘Wat gaan we dit weekend doen?’ vroeg Harko op vrijdagavond. Ze zaten met z’n vieren aan tafel. Evelien had een prachtige risotto gemaakt, een heerlijke salade. Ze had een mooie fles wijn gekocht, kaarsjes aangestoken. En verdomd: het was nog gezellig ook. Julia vertelde over haar vriendinnen, Regina deed een paar leraren na, Evelien genoot.

‘Niks,’ zei Regina, ‘ik heb vanavond een feest, en morgen ga ik uitslapen. Zondag ook.’

‘Niks,’ viel Julia haar zus bij.

‘Niks?’ herhaalde Harko, ‘laten we iets leuks gaan doen.’ Een week eerder had hij zich bijna huilerig bij Evelien beklaagd over zijn geringe rol in het gezin, en nu wilde hij iets leuks doen. De vraag was alleen of dat de juiste aanpak was.

‘Ik wil niets doen,’ zei Regina streng, ‘ik heb het de hele week hartstikke druk gehad.’

‘Ik ook, hoor,’ liet Harko zich ontvallen.

Dat was een domme opmerking, vond Evelien, als je zo begon, stond je niet echt boven je kinderen, maar was je zelf ook een kind. Ze zei maar niets. Julia...