Pijn legt je hele leven stil,’ zei de vrouw die Astrid heette. ‘En als je dat niet accepteert, wordt het alleen maar erger.’ Was ik maar nooit naar die trut gegaan, dacht Evelien zuur, ze stinkt ook nog.

Dat deed Astrid namelijk.

Ze rook naar zweet. En ze droeg een T-shirt met korte mouwen en onder haar oksels groeiden aanzienlijke bossen haar. Bovendien was ze vaag. Ze wilde eigenlijk alles van Eveliens leven weten. Hoe vaak ze boodschappen deed, of ze in de tuin werkte, in wat voor bed ze sliep, wat voor soort kussen ze gebruikte, hoe ze onder de douche stond, hoofd gebogen, hoofd omhoog, wat voor schoenen ze droeg, enzovoorts, enzoverder. Om gek van te worden.

‘Pijnstillers zijn eigenlijk helemaal niet goed,’ wist Astrid. Ze praatte met een slome, trage stem. Alsof ze alle tijd van de wereld had. Nee, dat was het niet. Alsof ze over geheime kennis beschikte die niemand had. Ze glorieerde in een soort macht. Op haar slippers.

‘Maar wat gaan we eraan doen?’ vroeg Evelien.

‘We gaan...