‘Goed zo schat,’ was het laatste wat Evelien zich herinnerde. De woorden waren uit de mond van ene Astrid gekomen – die zou haar van haar gruwelijke rugpijnen verlossen. En verdomd als het niet waar was: ze had geen rugpijnen meer. Ze liep zelfs gewoon over straat, en nog mooier: ze wist ook waar ze was – niet ver van huis.

‘Waar ben jij geweest?’ vroeg Regina toen ze zich in de woonkamer meldde. Haar oudste dochter lag op de bank met een Vogue – sinds kort haar favoriete tijdschrift.

‘Hoezo? Even weg,’ antwoordde Evelien argeloos. Ze was toch geen dagen weggeweest? Ineens was ze in de war. Ze kon zich helemaal niet voor de geest halen wat ze had gedaan, of waar ze was geweest. Astrid had naast haar gelegen en haar overal aangeraakt. Evelien voelde zich ineens heel rood worden. Verdomme, waarom wist ze niet meer?

‘Omdat ik honger heb,’ zei Regina. ‘Ik ben al uren uit school.’

‘Je kunt toch wel een boterham voor jezelf smeren, jeetje zeg, je bent zestien.’ Evelien verbaasde zich er...