Dat was dan weer typisch Sylvia: er tussenuit knijpen, vluchten. Evelien moest er aan denken toen ze gedachteloos in de etalage van een reisbureau stond te kijken. Je kon overal voor een prikkie heen. Zuid-Afrika, Brazilië, eilanden waar ze nog nooit van had gehoord. Zou het helpen: de boel de boel laten en lekker veertien dagen in het zonnetje liggen? Ze betwijfelde het.

‘Hé,’ klonk het ineens naast haar, ‘ken je me nog?’

Ze keek opzij. Een blonde jongen van in de twintig. Een grote glimlach, sportief gekleed.

‘Ik ben Siep,’ ging hij verder, ‘en jij bent Evelien. Ik heb nog bij jou in bad gezeten. Weet je dat niet meer?’

Ze herinnerde het zich. Een paar jaar geleden had ze uit verveling aangepapt met een dakloze die bij de Albert Heijn stond te schooien. Hij beweerde dat hij goed kon klussen en ze had hem mee naar huis genomen. Daar was het uiteindelijk uit de hand gelopen en Siep was door de politie afgevoerd. Ze had hem daarna nooit meer gezien. ‘Hé, Siep,’ zei ze, ‘hoe is...