Midden in de nacht werd Evelien wakker. Kees stond voor de deur van de slaapkamer. Hij hield zich in, hij blafte niet op volle kracht, maar jammerde wel erg klaaglijk.

Shit, dacht ze, maar in plaats van te blijven liggen, stond ze op om hem binnen te laten. Kees sprong meteen op het bed, en likte Harko in zijn gezicht – die werd dus wakker.

‘Wat is dat in godsnaam?’ mompelde hij slaapdronken, en hij sloeg om zich heen.

‘Dat is Kees,’ zei Evelien, ‘of dacht je dat ik het was?’ Ze kroop weer in bed.

Harko draaide zich vloekend om en sliep verder. Kees ging bij Evelien op het hoofdkussen liggen. Hij stonk, vond ze. Ze gaf hem een duw, en toen wurmde hij zich onder het dekbed om tegen haar rug te gaan liggen. Dit is niet goed, dacht ze lamlendig, maar ze was te moe om er iets aan te doen. Toen ze op haar andere zij draaide, lag Kees ineens tegen haar borsten – en hij gaf nog een warme lik met zijn lange, schurende tong ook. Maar goed dat ze een oud T-shirt van Harko...