‘Het is volle maan,’ zei Harko

toen hij vrijdagavond laat thuiskwam: vergadering gehad, etentje, zaken. Hij trok zijn das los en zijn colber­tje uit; één vloeiende beweging die er, vond Evelien, agressief, maar ook sexy uitzag.

‘Hoe was het?’ vroeg ze, terwijl hij naar de keuken liep om een biertje te pakken.

‘Gruwelijk,’ riep hij – ze hoorde de vriezer open- en dichtgaan; hij nam ook een slok wodka, een gewoonte die ze door de vingers zag, al hield ze de fles in de gaten – haar vader was ooit zo’n man geweest die een fles jenever in het vriesvak had en daar wel eens te veel van dronk. Soms spoelde moeder een kwart van de jenever door de gootsteen en vulde de fles aan met water – daar zei papa dan niets over. Zover was het bij Evelien en Harko niet, maar je wist het nooit: het huwelijk had rare dingen voor mensen in petto.

‘Vertel,’ zei ze – ze wilde ineens wel eens weten hoe gruwelijk ‘gruwelijk’ dan wel was.

Harko plofte op de bank neer. ‘Een...