‘Ik geloof dat het wel gelukt is,’ kreunde Evelien na afloop van de lunch. Ze hadden enorme schotels zeevruchten gegeten, champagne en witte wijn gedronken, cognac bij de koffie en daarna nog colonels, citroenijs met wodka – dit alles pal in de zon; weliswaar had Harko de mooiste tafel van het terras weten te bemachtigen, maar de ober had er niet bij gezegd dat het de enige tafel zonder schaduw was; waarom zou hij ook? Twee domme toeristen die het breed lieten hangen, wat kon hem het schelen. Dit was Cannes, de Côte d’Azur.

‘Wat is gelukt, schat?’ informeerde Harko langzaam. Hij had een witte snor van het citroenijs, als een kind dat een glas karnemelk heeft gedronken.

‘We zijn dronken geworden. Dat wilde je toch zo graag?’ Ze verlangde heftig naar het strand verderop; gewoon in het zand neerstorten en blijven liggen tot de zee aan haar voeten, haar knieën, de zoom van haar jurk knabbelde, het zoute water. Maar het was te warm, ze moesten de schaduw in. ‘Je moet...