Ze lagen vroeg in bed. Het vliegtuig ging de volgende dag om zes uur, ze moesten dus om vier uur op. Het was warm. Evelien kon de slaap niet vatten. Harko evenmin. De tijd tikte tergend langzaam weg. Af en toe viel ze in een onrustige slaap, vol dromen. Als ze weer wakker werd, was de wekkerradio twintig minuten verder. ‘Waarom vliegen we niet een paar uur later?’ vroeg ze.

‘Dit is het goedkoopst,’ mompelde Harko.

‘Wil je nooit meer de goedkoopste vlucht boeken dan.’

‘Roger madam,’ zei hij.

Weer verstreek een halfuur. Ze droomde van de kinderen, van Hammie de hamster die al jaren dood was, van haar vader, van hoge balkons die ineens onder haar voeten afbraken. Ze wilde naar huis. Naast het bed stond de koffer klaar en gepakt.

‘Neuken dan maar?’ vroeg Harko. Hij schoof tegen haar aan.

‘Hè getver, viezerik,’ zei ze terug. Ze wist dat het zou helpen, althans voor hem: na de daad als een blok in slaap vallen. Zijzelf werd er alleen maar klaarwakker...