‘Syl, waar ben je?’ vroeg Evelien behoedzaam. Om haar heen werd het een steeds groter gekkenhuis van politie en media. En straks kwamen de meiden ook nog thuis.

‘Ik? Hoezo? Gewoon, aan het werk,’ zei haar zus, om plotseling argwanend te worden. ‘Wat is er Eef?’

‘O, niets,’ had Evelien het liefst gezegd, maar dat zou een flagrante leugen zijn, en ze hapte naar adem om het hoge woord er vervolgens langzaam uit te laten komen. ‘Syl, Sjoerd is… euh… neergeschoten.’

‘Sjoerd?!? Wat?!?’ Sylvia schoot meteen in de overdrive, een en al hysterie.

‘Rustig, schat. Hij is neergeschoten. Voor de deur. Bij hem thuis. Of beter gezegd: voor onze deur. Ik mag mijn huis niet in. Het…’

‘Wanneer?’ gilde Sylvia, ‘Ik kom er aan!’ Even was het stil op de lijn. ‘Leeft hij nog? Eef, kom, leeft hij?’

‘Ze zeggen dat hij dood is,’ antwoordde Evelien droog, en ze hoorde haar zus in huilen uitbarsten. ‘Maar het wemelt hier van de ambulances en er is een...