Jongeren zijn echt nog wel enthousiast voor de vakbond, zegt FNV Jong-voorzitter Esther Crabbendam. Maar van ‘al die stomme politieke spelletjes’ moeten ze niks hebben. ‘En waarom duren die vergaderingen eigenlijk zo fucking lang?’

De eerste keer dat Esther Crabbendam de strijd met onrecht aanging en liet zien ongevoelig te zijn voor de dwingende hand van de gevestigde orde, was ze nog maar veertien jaar oud. De huidige voorzitter van FNV Jong stond er aan het eind van het tweede jaar van het Alkmaarse Murmellius Gymnasium niet al te florissant voor. Ze werkte hard, vond de meeste lessen en verhalen over de oudheid razend interessant, maar het kostte haar nou eenmaal moeite om woordjes te stampen en rekensommen te begrijpen. Zelf was ze altijd blij met een zes, maar de school stelde hogere eisen. De klassieke opleiding was te hoog gegrepen voor Crabbendam, oordeelden de docenten en directie. Ze kon beter haar heil zoeken bij een scholengemeenschap met atheneum en havo. Wat een onzin, dacht de piepjonge Crabbendam. Ze mocht dan wel een magere cijferlijst hebben, maar ze deed toch enorm haar best? Bovendien was ze naast school druk met andere activiteiten, zoals het hoofdredacteurschap van de schoolkrant en haar debatclub. Dat was toch ook wat waard? Met steun van haar ouders legde ze het dringende schooladvies naast zich neer en besloot de tweede klas nog een keer over te doen.

Vijf jaar later stond Crabbendam samen met de andere eindexamenkandidaten in de Kapelkerk om haar diploma in ontvangst te nemen. Natuurlijk voelde ze rancune. Of nou ja, misschien was dat wat zwaar verwoord. Maar in elk geval iets van genoegdoening. Want: al was ze elk jaar met de hakken over de sloot overgegaan, chill, ze stond hier toch maar mooi. Of ze zelf ook even de zaal mocht toespreken, had ze eerder die week aan de conrector gevraagd. Dat was niet gebruikelijk, had die geantwoord, alleen sommige docenten kregen normaliter het woord. Maar vooruit, het mocht. En dus stak ze op het kerkpodium tegenover alle aanwezige ouders en docenten een gloedvol betoog af. ‘Dat ik hier sta, is eerder óndanks dan dánkzij de steun van bepaalde docenten,’ zei ze zelfverzekerd. ‘Terwijl ik vind dat ik net zo trots mag zijn als degenen die cum laude zijn geslaagd. Want een gymnasiast is niet alleen iemand die goed kan leren en hoge cijfers haalt. Ik vind dat een gymnasiast ook iemand is die brede interesses heeft en die het leuk vindt om zich naast school bezig te houden met andere activiteiten.’ Slechts een handjevol docenten kwam na afloop naar haar toe en complimenteerde haar met de moedige speech.

Foto: Jeroen Hofman
Perverse prikkels

Het was pas veel later dat Esther Crabbendam (26) zich realiseerde dat ze bijna de dupe was geworden van de doorgeslagen prestatiecultuur van het onderwijs. ‘Veel ouders kijken bij de selectie van een middelbare school naar het slagingspercentage, omdat ze – onterecht – denken dat dat iets zegt over de kwaliteit van het onderwijs. En dus proberen scholen het slagingspercentage zo hoog mogelijk te houden door alleen de beste leerlingen toe te laten. De directie van mijn middelbare school was heel trots op het resultaat van 99 procent. Maar zo’n hoge score is nogal wiedes als je iedereen die heel misschien het examen niet haalt meteen van school wilt sturen.’

Tijdens haar studie geschiedenis zag ze vergelijkbare ‘perverse prikkels’ optreden bij het academische onderwijs. ‘Voor elke student die start en afstudeert, krijgen universiteiten geld. Dus daar richten ze alles op in.’

Al enige jaren voert Crabbendam strijd voor een ‘gezonder onderwijssysteem’. Eerst deed ze dat vanuit de Amsterdamse studentenraad, daarna als bestuursvoorzitter bij de studentenvakbond ASVA en sinds een jaar als leider van de vakbeweging FNV Jong. Vanuit die rol moet ze ook de belangen van werkende jongeren behartigen en waar nodig verstevigen. Geen sinecure in een tijdperk waarin de gevolgen van de crisis nog duidelijk zichtbaar zijn. Vooral de generatie van millennials heeft grote moeite een plek op de arbeidsmarkt te bemachtigen. En als het al lukt, is het meestal een slecht betaalde stage of werkervaringsplek.

Halfbakken compromissen

Crabbendam is precies op de helft van haar voorzitterschapstermijn. Haar eerste jaar was pittig, ook omdat ze haar scriptie nog moest afronden. En die wilde maar niet vlotten. Had ze eindelijk een week vrij weten te maken in haar overvolle agenda, was er toch weer gedoe rondom het jeugdloon of een onverwacht debat over het leenstelsel waar ze per se bij wilde zijn. En dan had ze nóg de mazzel dat het onderwerp waar ze een jaar eerder voor koos nu toevallig naadloos aansloot op haar dagelijkse bezigheden: in hoeverre hebben de debatten van de afgelopen vijftig jaar in de polder en de politiek daadwerkelijk bijgedragen aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, zoals alle betrokken partijen steeds zeiden te beogen? Haar conclusie in het kort: helemaal niets. De maatregelen die eruit voortvloeiden, waren vooral halfbakken compromissen waarmee voor een tijdje de verhitte gemoederen tussen de werkgevers en werknemers werden bedaard. Een van die maatregelen was het ruim veertig jaar geleden ingevoerde jeugdloon. Hiermee zouden jongeren eerder op hun eigen benen staan, was het idee. Maar door de idioot lage uurtarieven worden ze juist massaal uitgebuit, zag Crabbendam zelf in de praktijk. Afgelopen jaar heeft ze hier samen met de door FNV opgerichte beweging Young and United succesvol tegen gestreden. Vanaf volgend jaar gaat het minimumjeugdloon omhoog én hebben jongeren eerder recht op het gewone minimumloon. Sinds deze maand is Crabbendam eindelijk van de ballast van haar scriptie verlost. Ze kreeg een 7,5, tot haar eigen verbazing. Met een zesje was ze ook dik tevreden geweest. De sporen van haar middelbareschoolervaring zijn nog niet uitgewist.

Afgelopen maand behaalde ze nóg een belangrijke mijlpaal. Sinds 1 juli is FNV Jong officieel ingelijfd bij de rest van de vakbeweging. Tot dan toe was het een zelfstandige vereniging die alleen in naam onder de vleugels van de grote FNV mocht opereren. Maar Crabbendam ontdekte dat als je als bond echt wat wilt veranderen, de steun van de volledige vakbeweging onontbeerlijk is. Dus nu probeert ze belangrijke thema’s voor jongeren, zoals een houdbaar pensioenstelsel en een betere arbeidsmarktpositie, scherp op het vizier van het bestuur te krijgen.

Kantoortje van Agnes

Samen met haar team zetelt ze in het voormalige hoofdkantoor van de FNV bij het Amsterdamse station Sloterdijk. Het gebouw oogt spookachtig leeg sinds een groot deel van de vakbeweging is verhuisd naar het nieuwe kwartier in Woerden. De meeste kamers zijn verlaten, op de muren in de gangen zitten alleen nog plakresten van de weggehaalde posters en schilderijen. De jongeren hebben op de vierde verdieping een ruime zaal geconfisqueerd. In een kamer verderop staat alleen een pingpongtafel, waar ze elkaar regelmatig de pan uitvegen.

Lang zullen ze niet meer van hun ruime onderkomen kunnen genieten. Over ongeveer een jaar moeten alle bonden verkassen naar een nieuw gebouw in Leidsche Rijn. ‘We willen hier eigenlijk nog een keer lasergamen,’ zegt Crabbendam lachend, terwijl ze me voorgaat langs alle lege ruimtes op zoek naar een ‘geschikte plek’ voor het interview. Haar keuze valt op het oude kantoortje van de voormalige FNV-voorzitter Agnes Jongerius, een verdieping lager. Ook hier zitten alleen nog plakresten op de muren. Om de hoek in de gang hing vroeger een levensgrote foto van een afgeladen Museumplein in 2004, toen de FNV driehonderdduizend boze mensen wist te mobiliseren tegen de bezuinigingsplannen van Balkenende II. Zo’n grote demonstratie heeft de al jaren afkalvende vakbeweging sindsdien niet meer voor elkaar gekregen.

‘Een stoere vrouw,’ zegt Crabbendam over de vroegere FNV-bazin. ‘Ik vind het knap dat ze het zo lang heeft volgehouden.’
Dat het als bestuurder lastig is overeind te blijven in de slangenkuil van de grootste Nederlandse vakbeweging, heeft ze inmiddels wel door.
‘Je moet je steeds afvragen wat voor belangen de andere bonden hebben, wie wel en wie niet te vertrouwen is, je niet laten wegblazen of laten verleiden tot politieke spelletjes. Om daarin te kunnen laveren, heb je best veel inzicht nodig.’

Agnes Jongerius ging uiteindelijk onderdoor aan de strijd tussen de radicale en gematigde stromingen binnen de FNV. Wat merk jij daar tot nu toe van?
‘Ik vind dat gedoe eigenlijk nogal irritant. Ik bedoel: waar gaat het nou eigenlijk over? Ik probeer me er zo min mogelijk mee bezig te houden.’

Dat lijkt me lastig, zeker nu jouw bond echt onderdeel is geworden van de FNV.
‘Als jongeren krijgen we daardoor juist meer invloed binnen de vakbeweging. We kunnen nu zeggen: “Fuck al die stomme politieke spelletjes, wíj vinden het belangrijk dat jongeren en überhaupt werknemers weer een normale positie op de arbeidsmarkt krijgen. En waarom duren die vergaderingen eigenlijk zo fucking lang? Laten we daar eens mee stoppen.” Ook willen we een traject opzetten waarmee we jongeren opleiden voor hogere functies binnen de FNV. Ik wil dat we een interne motor worden voor vernieuwing.’

Iedereen bij FNV realiseert zich dat wij voor het voortbestaan van de vakbond heel belangrijk zijn.

Jonge pit

Die ontwikkeling is hard nodig, vindt Crabbendam. ‘De gemiddelde vakbondsbestuurder is flink wat ouder dan ik. Ik dacht wel van tevoren: daar is jonge pit nodig en ik ga die wereld even wakker schudden. Maar ik had verwacht dat ik vooral bezig zou zijn het jongerengeluid buiten te laten horen. Ik heb onderschat hoeveel energie ik kwijt zou zijn om interne steun te krijgen. Soms moet ik vechten om onze belangen in de top-vijf te krijgen.’

De belangen kunnen ook tegenstrijdig zijn. De FNV komt vaak op voor verworven rechten en daar hebben vooral oudere werknemers profijt van.
‘Nou, het zijn vooral de media die de verschillen tussen jong en oud benadrukken. Als het bijvoorbeeld gaat over het pensioenstelsel, plaatsen media dat onderwerp heel erg in een frame: er is een jongerenbond en er is een ouderenbond en die móéten wel ruzie hebben met elkaar. Doordat we zo tegenover elkaar worden gezet, gaan we juist op de ander letten. En natuurlijk zijn onze belangen niet helemaal hetzelfde. Wij jongeren willen dat er snel iets verandert omdat het stelsel op deze manier niet houdbaar is. En de ouderen merken het meteen in hun nadeel als er iets verandert. Dus daar hebben we interne discussies over. Maar keiharde clashes heb ik nog niet gehad. Niemand bij de FNV zal ooit zeggen: fuck you, jongeren doen er niet toe. Iedereen realiseert zich dat wij voor het voortbestaan van de vakbond heel belangrijk zijn.’

Met af en toe een mailtje krijg je jongeren niet meer zo ver dat ze met een bord op het Malieveld staan.

Het ledenbestand van de FNV slinkt en vergrijst al jaren. FNV Jong blijft schommelen rond de drieduizend leden. Is er nog wel genoeg animo onder jongeren voor een vakbond?
‘Die was inderdaad een poos weg, maar bij mijn generatie zie ik die weer terugkomen. Steeds meer jongeren vragen zich af in wat voor shitty maatschappij ze eigenlijk leven, waardoor ze zo’n valse start op de arbeidsmarkt maken. Werkgevers verschuilen zich nog steeds achter de crisis en bieden alleen shitcontractjes die na een jaar weer worden verbroken. Sommige jongeren lopen zelfs onbetaald stage of krijgen alleen een boekenbon terwijl ze gewoon productief werk verrichten. Aan ons is de taak te laten zien dat ze niet de enige zijn en dit niet langer hoeven te pikken.

Daarnaast zie ik ook een progressieve beweging ontstaan. Nu de kapitalistische droom uiteen is gespat, durven we weer links te zijn. Hoe we omgaan met rijkdom in ons land, de groeiende ongelijkheid, waarom we niet teruggaan naar een samenleving waarin iedereen een goede basis krijgt. Dat zijn allemaal onderwerpen die weer bespreekbaar zijn. Een paar jaar geleden werden ze nog communistisch gevonden.’

Een half pak

Wel is het een kunst jongeren daadwerkelijk aan je te binden, geeft Crabbendam toe.
‘Daar mag binnen de vakbond wel wat meer over worden nagedacht. Met alleen af en toe een mailtje krijg je jongeren niet meer zo ver dat ze van de ene op de andere dag met een bord op het Malieveld staan of met een fluitje vooraan in een mars lopen. Je moet veel gebruik maken van social media. We hadden voor de beweging Young and United bijvoorbeeld een filmpje gemaakt over een jonge vakkenvuller die naar de aandeelhoudersvergadering van Ahold kwam. Hij was gekleed in een half pak, omdat hij met zijn lage jeugdloon niet een heel pak kon betalen. Dat filmpje ging echt viral. Superveel mensen hebben het gedeeld en sloten zich bij ons aan.’

Maar ook ouderwets de straat opgaan en jongeren aanspreken werkt nog steeds, zegt Crabbendam.
‘Als je met iemand persoonlijk praat over waarom hij maar vier euro per uur verdient, terwijl zijn collega voor precies hetzelfde werk vijftienhonderd euro in de maand krijgt, bedenkt hij vaak pas op dat moment dat dat inderdaad niet eerlijk is. Dan vragen we of die persoon volgende keer mee de straat op wil om te praten met andere jongeren. Binnen no time ben je met een grote groep jongeren die allemaal boos zijn en het jeugdloon willen veranderen. Zo hebben we in een jaar tijd zevenduizend nieuwe leden geworven.’

Maar het eerste jaar hoeven zij geen contributie te betalen. De vraag is hoeveel van die zevenduizend leden daarna overblijven.
‘Ja, dat is een terecht punt. Maar als ik zie hoeveel van hen actief zijn, heb ik goede hoop. Er zijn allerlei vriendengroepen ontstaan en in veel steden komen ze nog eens per maand samen om te kijken wat ze daar kunnen doen voor werkende jongeren. En het is natuurlijk heel cool dat we hebben bereikt dat het jeugdloon is aangepast. We voelen ons een winning team.’

Foto: Jeroen Hofman
Niet zo’n grote mond

Waar de meesten van ons schroom voelen bij het aanklampen van wildvreemden op straat om hun persoonlijke situatie te bespreken, is dat voor Crabbendam een tweede natuur geworden. Ook deinst ze er niet voor terug campagne te voeren voor zichzelf. Ze was nog maar net begonnen met haar studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, toen ze zich al aansloot bij een studentenpartij. Zijn we nou voor of tegen studieadvies, hoe kan het onderwijs beter, overal praatte ze over mee. Toen kort daarna de verkiezingen waren voor de studentenraad van haar faculteit Geesteswetenschappen werd ze bijna als vanzelf lijsttrekker. Dagenlang struinde ze de universiteitshal en omliggende gangen af om studenten over te halen op haar te stemmen. Sommigen sprak ze wel vijf keer aan, dat maakte haar niets uit. Hoezo vind je meer zeggenschap voor studenten niet belangrijk, zei ze dan opnieuw. Wil je niet meepraten over hoe laat de lessen beginnen? Of over of je in de maand juni onderwijs krijgt of tijd om je scriptie te schrijven? O, toch wel? Nou, dan vind je meer zeggenschap dus wél belangrijk. Zo’n vierhonderd stemmen wist ze op te halen. Niet één van haar voorgangers was dat gelukt. Crabbendam werd voorzitter van de raad.

Ze kreeg het meteen voor de kiezen. De faculteit stond onder grote druk en moest flink bezuinigen. Zo wilde het college van bestuur een aantal talenstudies, zoals Roemeens, afschaffen. Al snel kreeg Crabbendam door dat het bestuur zich weinig aantrok van de medezeggenschap van studenten. Ze ontdekte dat ook bij andere universiteiten talenstudies op de tocht stonden en organiseerde een paar landelijke bijeenkomsten. Daar hoorde ze ook van anderen hoe opleidingen werden uitgehold, vervolgens nauwelijks meer studenten werden aangetrokken waarna colleges de stekker er dan maar helemaal uit wilden trekken. ‘Bestuurlijke bezuinigstruukjes’, noemden de studenten dat.

Boos in een hoekje blijven zitten heeft geen zin, bedacht Crabbendam. Ze stelde voor gezamenlijk ten strijde te trekken. Samen met een paar anderen stelde ze een manifest op om de geesteswetenschappen uit de ‘ivoren toren’ te halen en uit te leggen waarom ook deze nodig zijn in het bedrijfsleven. Zo werden wijsbegeertestudenten getraind in logica en konden afgestudeerden in Portugees worden ingezet bij handelsoverleggen met Brazilië. Overal deed Crabbendam haar verhaal: bij bedrijfscongressen, ambassades, Kamerleden, de Onderwijsraad.

De meeste gesprekken verliepen prettig, behalve één. Stel dat bij de onderhandelingen over de Fyra destijds een afgestudeerde in Italiaanse taal en cultuur had gezeten, zei ze tegen Uri Rosenthal, voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Die persoon had met verstand van zaken toch een hoop problemen kunnen voorkomen, terwijl er nu zo’n elf miljard euro verloren is gegaan. Onzin, was het botte antwoord van Rosenthal, ooit minister van Buitenlandse Zaken: ‘Taal kun je gewoon uit de boekjes leren. Daar is geen universitaire opleiding voor nodig.’ Waarom had hij me in godsnaam uitgenodigd, vroeg Crabbendam zich af toen ze de deur van het statige Haagse pand achter zich dichttrok. Ze had sterk het gevoel dat Rosenthal haar alleen een lesje had willen leren en vond dat ze niet zo’n grote mond moest opzetten.

Denigrerend

Dezelfde regenteske houding viel haar steeds meer op bij het college van bestuur van de UvA. Het rendementsdenken voerde de boventoon en protesten van studenten werden stelselmatig de kop ingedrukt, zegt Crabbendam. De toenmalige bestuursvoorzitter Louise Gunning probeerde alle beslissingen er met harde hand doorheen te duwen. ‘Ze deed altijd poeslief, maar gedroeg zich uiteindelijk als de grote bestuurder die haar punt wilde maken.’ Tekenend was de reactie van Gunning op de enquête bij de UvA-bètafaculteit, waaruit bleek dat maar liefst driekwart van de studenten de fusieplannen afwees. Tien procent had meegewerkt, dus de uitslag was representatief, zegt Crabbendam. ‘Toen ik haar het rapport stuurde, kreeg ik alleen een mailtje terug met als strekking: “Lastig, hè, respondenten vinden? Daar heb ik zelf ook vaak moeite mee gehad.” Zo denigrerend vond ik dat. En dat soort reacties gaf ze steeds, dat zag je ook bij de Maagdenhuisbezetting. Iedere keer zei ze dat het maar om een kleine groep ging.’

De protesten tegen de fusie en bezuinigingsplannen vormden volgens Crabbendam de opmaat naar die bezetting. Mede onder haar leiding organiseerden de studenten eigen onderzoeken, informatie-activiteiten en uiteindelijk een grote stemvergadering in studententheater Crea. Ze wisten de fusie af te weren, maar de geest was uit de fles. De roep om meer democratische besluitvorming binnen de universiteitsmuren werd steeds groter.

De Maagdenhuisbezetting een jaar later maakte Crabbendam – inmiddels geen ASVA-voorzitter meer – vooral op afstand mee. ‘Aan de ene kant voelde het wel als mijn strijd, omdat het ging over alle thema’s waarmee ik de jaren daarvoor bezig was. Maar ik maakte zelf niet meer echt onderdeel uit van de opstand. Ik was bezig met mijn fulltime stage.’ De avonden dat ze er was, vond ze ‘heel tof’, hoewel ze de soms ontbrekende regie en rommelige afloop ook wat frustrerend vond. Wel heeft ze de indruk dat met het vertrek meteen daarna van Gunning en de andere bestuursleden de inspraak van studenten is toegenomen.

Dan, met stemverheffing: ‘Natuurlijk kun je vragen hoeveel regeltjes we hebben gewijzigd, maar wat ik het belangrijkste vind: die bezetting heeft laten zien dat mijn generatie wel degelijk nog kan actievoeren. En dat is precies wat mij drijft. Ik bedoel: je kan ergens over zeuren en zeggen dat je het stom vindt, maar ik vind dat je ook zelf moet proberen er iets aan te doen.’

Ik kan echt niet tegen die autoritaire houding van onderwijsbestuurders als Jet Bussemaker.

Een grote luier

De eerste keer dat ze Gunning weer zag, was bij een vergadering van de Sociaal Economische Raad. De bestuursvoorzitter had net haar pijnlijke aftocht bij de UvA achter de rug en Crabbendam was inmiddels benoemd tot voorzitter van FNV Jong. Samen met veertig anderen van Young and United bestormde ze, gewapend met vlaggetjes, fluitjes en borden, de vergadering om het jeugdloon daar op de agenda te krijgen. Ze boden Hans de Boer van VNO-NCW een grote luier aan, omdat hij met het jeugdloon vooral grote bedrijven zou pamperen. Die konden namelijk gemakkelijk aan goedkope arbeidskrachten komen. Nogal ‘awkward’ vond ze vooraf het idee om Gunning in die setting te zien. ‘Ik vond het zelfs een beetje eng.’ Uiteindelijk viel het weerzien haar mee. Gunning stelde haar zelfs nog voor aan De Boer. ‘Esther was een van mijn studenten bij de UvA,’ zei de oud-bestuursvoorzitter tegen de werkgeversbaas. ‘Háár moet je in de gaten houden.’

Tegenwoordig doen ze bij de SER-vergaderingen wel chill tegen elkaar, zegt Crabbendam. ‘Maar we houden wel afstand.’ Ineens weer fel: ‘Weet je, ik kan gewoon echt niet tegen die autoritaire houding. Zo van: ik ben de bestuurder en weet het beter dan jullie. Veel bestuurders in onderwijsland gedragen zich zo. Dat geldt ook voor Jet Bussemaker. Als we vanuit jongerenbewegingen bij haar als minister onze bezwaren uiten over het leenstelsel en uitleggen dat het hoger onderwijs daarmee niet meer voor iedereen toegankelijk is, zegt ze alleen maar dat het wel meevalt. Volgens haar praten we studenten leenangst aan.’

Je hebt zelf zeven jaar gestudeerd. Hoe hoog is je eigen studieschuld inmiddels?
Beetje gegeneerd lachje: ‘Om heel eerlijk te zijn, weet ik dat niet precies. Ik durf niet zo goed te kijken. Maar het zal zeker meer dan twintigduizend euro zijn.’

Hoor je dat soort bedragen ook van studenten om je heen?
‘Ja, van heel veel mensen. En dat zijn dan nog degenen die studiefinanciering hadden. Wie nu gaat studeren vanuit het leenstelsel, bouwt een veel hogere schuld op. Het argument van Bussemaker dat je als hoger opgeleide straks met een goede baan die schuld wel kan aflossen, slaat helemaal nergens op. Ja, ik heb inderdaad een baan en gelukkig betaalt de FNV haar eigen medewerkers goed. Maar zelfs voor mij zal het moeilijk zijn. Terwijl veel van mijn generatiegenoten überhaupt geen echte baan vinden. Die leenangst waar Bussemaker het zo laatdunkend over heeft, is een heel reële angst.’

Stagemisbruik

Kort na haar aanstelling bij FNV Jong opende Crabbendam een meldpunt Stagemisbruik. Er komt van alles binnen: jongeren die voor geen of weinig vergoeding intakegesprekken voeren voor psychologen, of bij culturele instellingen hele programma’s in elkaar draaien. De bond heeft al honderden meldingen verzameld van jongeren die het gevoel hebben hun eigen baan te verdringen, maar geen uitweg zien. ‘En wat wij horen, is alleen nog maar het topje van de ijsberg,’ zegt Crabbendam. ‘De meesten durven niet te bellen uit angst dat ze dan helemaal geen werk meer hebben.’ Net als bij het jeugdloon wil ze ook hier een wetswijziging voor elkaar krijgen: stage lopen mag wat haar betreft alleen nog maar tijdens de studie, daarna hoort iedereen gewoon minstens minimumloon te krijgen. Minister Asscher van Sociale Zaken heeft al toegezegd de arbeidsinspectie strenger te laten handhaven en onderzoek te doen naar het probleem.

Dreigt de generatie van millennials een verloren generatie te worden?
‘Dat vind ik altijd zo’n grote term: verloren generatie. Na de crisis in de jaren tachtig werd daar ook voor gevreesd en met die generatie is het toch nog goed gekomen. Wel denk ik dat er echt wat moet gebeuren, want er zijn wel heel veel jongeren die een valse arbeidsstart maken. Maar we kunnen wel met zijn allen gaan zeuren en het slachtoffer uithangen, we kunnen er ook zelf iets aan doen. Ik bedoel, we hebben al voor elkaar gekregen dat een wet over jeugdloon die eenenveertig jaar lang niet was aangepast nu wel is gewijzigd, het is ons toch weer een keer gelukt het Maagdenhuis te bezetten, en nu zijn we bezig het misbruik met stage- en werkervaringsplekken aan te pakken. Dus we hebben al laten zien dat we samen veel kunnen veranderen. Het moest alleen even heel erg shit worden om ons te realiseren dat we dat ook wilden.’