Esma Linnemann begon al met drugs op de middelbare school. Nu allang niet meer, en het gaat prima – zegt ze. Sommige vrienden van toen er slecht aan toe, beschadigd door de drugscultuur uit die ‘doldwaze tijd’. Hoe gevaarlijk is het nou? En voor wie?

Iedereen heeft zijn redenen om aan drugs te beginnen, maar weinig redenen zijn zo triviaal als die van mij. Het was 1994, de avond van de herfstsoiree, een ander woord voor schoolfeest, van mijn bekakte middelbare school. Ik was zestien jaar en zat in de feestcommissie, die was belast met de taak om na afloop van het feest de kapotgetrapte plastic bekers en sigarettenpeuken op te vegen van de aula-vloer. En daar had ik geen zin in. Mijn beste vriendin Laura, een jaar jonger dan ik en minstens een kop kleiner, wilde wel meehelpen vegen, maar was door een vriend op een idee gebracht. ‘Ik heb gehoord dat als je een pil neemt, je veel sneller schoonmaakt en de tijd zo voorbijvliegt.’ Zoiets had ik ook wel eens gehoord. En gezien, in de film Sid and Nancy, die ik een paar weken ervoor had gehuurd, over het dramatische leven van Sid Vicious en zijn schizofrene junkvriendin Nancy Spungen. Ik herinnerde me een scène waarin het liefdespaar onder invloed van speed stofzuigt, en dat ging inderdaad een stuk vlotter. Na enig delibereren op fluistertoon in de schooltoiletten besloten we dat we het zouden doen, dat we xtc zouden nemen om het corvee zo dragelijk mogelijk te maken. Dat was het begin.

Ik kan me niet meer heugen van wie ik de pil heb gekregen. Usual suspects te over: in die tijd hingen er jongens rond op schoolfeesten van mijn middelbare school, nauwelijks ouder dan wij. Ze stonden met een zakelijke blik op het bordes van onze school en hadden in de binnenzak van hun leren parkajassen of Australian trainingsvesten een zakje met verhandelbare pillen. De dealer is aan mijn geheugen ontsnapt, maar de pil zelf staat nog wel op mijn netvlies gebrand: een klein maar dik tabletje met het logo van een Playboy-bunny op de bovenkant gedrukt. Laura en ik deelden de pil door tweeën, een gehalveerd konijn verdween in onze meisjeskelen.

Het werd een groot succes. Begeesterd door de stof 3,4 methyleendioxymethamfetamine, beter bekend als MDMA of xtc, zweefden we een half uur later als getrainde kunstschaatsers door de aula. Geen hoekje dat onze bezem niet bereikte, we leken wel bezeten door de taak die ons was toebedeeld. Ik kan me nog de verbaasde blik van de conrector herinneren. ‘Fantastisch werk, jongens,’ bleef hij maar zeggen, waarbij een stralenkrans van helder licht zijn zongebruinde gezicht omgaf. Dat aureool droeg ook de lerares Frans, die vuilniszakken stond dicht te knopen. Wat was iedereen in de aula lief!

Iedereen die wel eens xtc heeft gebruikt, zal het beamen: zo mooi als de eerste keer wordt het nooit meer.

Kroketten en patat

Iedereen die wel eens xtc heeft gebruikt, zal het beamen: zo mooi als de eerste keer wordt het nooit meer. Dat maakt de ervaring met de serotonine-vrijmakende stof direct een nederige les in verlies. À la recherche du temps perdu, een ervaring die je nooit meer terug kunt vinden, hoe hard je ook zoekt. Nadat de corvee erop zat, zweefde de schoonmaakploeg naar een nachtcafé aan de Rotterdamse ’s Gravendijkwal, naar huis gaan was geen optie met ogen als schotels en een pathologische aandrang tot knuffelen. Ik was al eens eerder in deze bar annex coffeeshop geweest na het uitgaan, maar had toen nooit de vinger kunnen leggen op de samenzweerderige indruk die de jonge mensen op mij maakten. Ze stonden met holle ogen te tafelvoetballen, legden hun hoofd op de bar, togen om de haverklap naar de wc. En dat alles met een air alsof het een stilzwijgende afspraak betrof. Maar nu viel het kwartje, nu begreep ik: iedereen hier was ook aan de drugs!

In de underground discoklassieker There but for the Grace of God (1979) zingt de Amerikaanse groep Machine over een losgeslagen tiener: Baby turned to be a natural freak / gaining weight and losing sleep.’ In de maanden die volgden op die bewuste herfstnacht, werd ik die ‘baby’. Bijna elk weekend ging ik op zoek naar dealers, naar pillen en naar feesten om die pillen te kunnen nemen. Ik had diepe wallen, en kwam kilo’s aan. Ik at meer kroketten en patat, misschien als troost voor de vermoeidheid en het serotoninetekort dat telkens weer als een moker insloeg in het midden van de week. Ik kon ’s nachts niet slapen en overdag juist niet wakker blijven. Maar niets kon mij ervan weerhouden om mij in weekend te wentelen in het psychoactieve avontuur met mijn vrienden, die inmiddels ook stevig aan de xtc zaten. Het was simpelweg te leuk, getuige de dagboeken die mijn vriendin Laura en ik erop nahielden. ‘Dagboek, je gelooft het of niet,’ schrijft mijn vriendin. ‘Maar het is zo’n tof gevoel. Je vindt niets meer eng, je kletst gezellig met iedereen, je vindt het heerlijk om te dansen, heerlijk om stil te staan. Kortom… heerlijk!’ Ook ik toonde me uitermate enthousiast, alhoewel mijn schrijven over drugs soms gepaard ging met vertwijfeling, ambivalentie: ‘Mijn leven is op dit moment erg vaag en verwarrend,’ lees ik terug in een boekje met Chinese illustraties aan de randen van de pagina’s. ‘Ik kan niet kiezen tussen: a) braaf meisje, b) pillen slikkend, uitgaand maar toch braaf meisje, c) junk. Ik zak steeds verder weg in een identiteitscrisis. Daarom ga ik dit weekend maar weer eens uit!’

Fotobewerking: Paul Faassen

Ik kan me slechts één moment uit die periode herinneren waarop ik bewust ‘nee’ zei tegen drugs. Ik stond in de rij voor een gabberrave in de Rotterdamse Energiehal, ik wilde naar binnen, ik wilde mijzelf onderdompelen, en een worden met deze massa pukkelige tieners. Ik wilde liefde voelen. Maar daarentegen voelde ik koorts en pijn in mijn keel. Zonder drugs zou het niets worden; ik hield helemaal niet van gabber- of welke housemuziek dan ook, in mijn meisjeskamer luisterde ik naar Otis Redding en The Neville Brothers. Ik had die pillen nodig om te kunnen dansen op die baggermuziek. Zwaar teleurgesteld droop ik af.

Die bewuste nacht was een keerpunt, niet alleen voor mij, ook voor de vrienden met wie ik in de rij stond. Op het gabberfeest waar ik zo naar had verlangd, waren zij elkaar voortdurend kwijt. De paniek sloeg toe bij een van hen, hij belde in de ochtend de moeder van mijn vriendin Laura en biechtte het drugsgebruik van onze hele vriendengroep op. Ik deed hetzelfde, een paar weken later. Mijn ouders toonden zich uiterst bezorgd. Ze wilden alles weten over wat ik slikte, en waarom ik in godsnaam koos voor synthetische drugs. ‘Je weet toch niet wat er in zo’n pil zit,’ zei mijn moeder wanhopig. Ik had daar tot dat moment geen seconde over nagedacht.

Bananenschil

Die zomer namen mijn ouders mij en Laura mee op een vijfweekse vakantie naar de binnenlanden van Spanje. Laura en ik zochten wanhopig naar kicks in de plattelandsstreek Castilla y Leon. We droogden de dunne draden van de binnenkant van een bananenschil in de zon – ik had begrepen dat je daar een high van kon krijgen. En ’s avonds luisterden we in de oranje volvo van mijn vader naar de houseklassiekers van die tijd: Plastic Dreams van Jaydee, House of God van D.H.S., Born Slippy van Underworld. We wilden dat gevoel oproepen. Maar het gevoel, die extase, bleef uit, en na vijf weken vakantie was mijn obsessie voor drugs en uitgaan opgedroogd. Slimme zet dus: neem je kinderen mee naar het Europese platteland.

Het gevoel, die extase, bleef uit, en na vijf weken vakantie was mijn obsessie voor drugs en uitgaan opgedroogd.

Het jaar dat volgde, kleedde ik een stuk minder hedonistisch aan; ik ging mijn best doen op school, kreeg nieuwe vrienden, gebruikte minder, en op een gegeven moment helemaal geen drugs meer. Ik viel af, en de aan drugs gerelateerde pukkels verdwenen uit mijn jongvolwassen gezicht. Laura werd ondertussen verliefd op een tien jaar oudere man met wie ze nu nog steeds samen is. Ze verliet prompt de middelbare school, om samen met haar geliefde een kroeg te runnen in de bossen van de Ardennen. Een fase van drugs en feesten was voor ons officieel ten einde.

Fotobewerking: Paul Faassen
Normaal geworden

Mijn vrienden en ik behoorden in de tweede helft van de jaren negentig tot een subcultuur die nauw verweven was met Rotterdamse techno- en clubhousefeesten. Wij waren een niche. Inmiddels is het gebruik van partydrugs veel normaler geworden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Trimbos-Instituut en het RIVM deden in 2015 een gezamenlijk bevolkingsonderzoek. Toen bleek dat een kwart miljoen Nederlanders dat jaar xtc hadden gebruikt. Ruim een op de vijf Nederlanders heeft ervaring met blowen, blijkt uit diezelfde studie. Als het aankomt op amfetamine (speed) en xtc scoort Nederland het hoogst van de hele Europese Unie.

‘Drugsgebruik is heel normaal geworden onder uitgaande jongeren, en dan met name jonge twintigers,’ constateert Ton Nabben van de Universiteit van Amsterdam. Nabben doet al ruim twintig jaar onderzoek naar drugsgebruik en partyscenes in Amsterdam: ‘Onder jongeren die uitgaan heeft tegenwoordig 70 procent wel eens xtc gebruikt, en 50 procent nog de afgelopen maand. Het is veel gebruikelijker geworden om drugs te nemen tijdens het uitgaan. Wel is de markt een stuk complexer geworden sinds jouw tienertijd,’ zegt hij. ‘Er zijn nu narcosemiddelen bijgekomen, zoals GHB en ketamine, designerdrugs als 4FA of 4FP, stoffen die lijken op MDMA, maar net iets anders zijn, zodat ze niet onder lijst 1 van de Opiumwet vallen. Het is “pick and mix” onder jongeren tegenwoordig.’ Ook de plek van het gebruik is veranderd: de clubs en kraakpanden uit mijn tijd hebben plaatsgemaakt voor festivals. Als het gaat om de gevaren van partydrugs als xtc volgt Nabben een lijn waar veel wetenschappers op zitten: ze zijn relatief ongevaarlijk. Hij verwijst naar een invloedrijke Engelse psychiater en neuropsychofarmacoloog David Nutt, die veel onderzoek deed naar schadelijke drugs en publiceerde in onder meer The Lancet. In een van zijn recente Europese onderzoeken – in samenwerking met de Nederlandse Wim van den Brink – worden twintig drugs met elkaar vergeleken op zestien risicofactoren, zogenoemde harm risks. De uitkomst van dit onderzoek werd vorig jaar gepubliceerd in het Journal of Psychopharmacology en zal menig bezorgde ouder verbazen.

Verreweg de meest gevaarlijke en dodelijke drug is alcohol. Mensen die alcohol nuttigen, zijn het vaakst een gevaar voor zichzelf of voor de omgeving. Alcohol staat op eenzame hoogte in vergelijking met de nummer twee: heroïne. Xtc zit niet eens in de toptien. Nabben: ‘Xtc heeft terecht een reputatie van een mellow drug. Er gaan wel eens mensen dood op een dancefeest, maar dat staat niet in verhouding tot de 20.000 mensen die jaarlijks overlijden aan de gevolgen van een alcoholverslaving.’ Hoogleraar verslavingszorg aan het AMC Wim van den Brink is diezelfde mening toegedaan. Hij opperde onlangs in het Algemeen Dagblad dat er xtc-shops moesten komen, omdat de drug net zo onschuldig is als cannabis.

Rotterdamse Johnny Depp

Als blowen en slikken ongevaarlijk is, moet de groep vrienden waar ik in mijn tienertijd mee omging geen of weinig last hebben ondervonden van de drugs die we gezamenlijk hebben genomen. En lange tijd dacht ik ook dat dit het geval was: op verjaardagen disten we smakelijke anekdotes op over ons drugsgebruik; over hoe sommigen van ons xtc gebruikten tijdens hun bijbaantje op de kaasafdeling van de Albert Heijn. Of over een paddotrip in mijn ouderlijk huis, waar mijn vrienden en ik in de kelder stuitten op een oude kolfmachine van mijn moeder, die iedereen om beurten op zijn hoofd zette. Hilarisch waren de kleren die we droegen als we naar een MTC togen, de extravagante housefeesten van de Rotterdamse feestneus Ted Langenbach. Zo was het doodnormaal om glimmende hotpants te dragen met een vleeskleurige panty en moonboots eronder, of een pvc-buis als accessoire. Het was een doldwaze tijd, waarna het overgrote gedeelte van mijn vrienden en schoolgenoten doorstroomden naar het hoger of wetenschappelijk onderwijs, theatermakers werden of artsen, trouwden en kinderen kregen.

Een gebit heeft hij niet meer, zo heb ik gehoord. Hij had juist zulke mooie tanden.

Maar niet iedereen bleef ongeschonden. Zo was er de beste vriend van mijn nichtje, een jongen waar alle meisjes verliefd op waren. R. had lange wimpers, was grappig en slim, en bezat een onweerstaanbaar charisma; het Rotterdamse equivalent van Johnny Depp. Een keer heb ik met hem gezoend, in de donkere kelder van Nighttown. Tot mijn grote teleurstelling zoende hij in diezelfde kelder vervolgens met zes andere meisjes. Toch was ik vereerd, blij om om iets van zijn sterrenstof te mogen proeven op mijn lippen. R. ging hard, zoals wij dat noemden in die tijd. Blowen, xtc, speed, lsd. Uiteindelijk raakte hij in een psychose, en nu woont hij al jaren in een psychiatrische instelling. Een gebit heeft hij niet meer, wel een soort stalen plaat, zo heb ik gehoord. Hij had juist zulke mooie tanden.

En R. is niet de enige. Ook een andere jongen uit mijn vriendengroep kreeg een psychose, nadat hij op Dance Valley pillen had geslikt en dagen niet had geslapen.
De meest trieste en gewelddadige geschiedenis is die van schoolgenoot, vwo-scholier Wouter. Kleine, knappe gozer, altijd te vinden in het uitgaansleven, het liefst in de buurt van mijn vriendin Laura, op wie hij zijn oog had laten vallen. Wouter was grappig, sociaal, hoogstens een beetje flirterig in de omgang. Diezelfde Wouter stak in een psychose een zwerver dood, kreeg dwangverpleging opgelegd en verdween tien jaar van ieders radar.

Geel was een goddelijke kleur

Dit waren jongens met wie ik had gefeest. Wat was er gebeurd dat zij de afdaling naar het inferno maakten, terwijl ik ging studeren, stage lopen, werken? En welke rol speelden drugs hierin? Als ik die vraag tien jaar na zijn delict aan Wouter voorleg, is hij heel stellig. Wouter volgt een master psychologie, is nog onder toezicht, maar flink aan het resocialiseren. Hij is ervan overtuigd dat zijn leven anders was gelopen als hij geen drugs had gebruikt. ‘Dat weet ik 100 procent zeker,’ zegt hij als ik bij hem op bezoek ga in zijn kleine appartement op het lommerrijke, uitgestrekte terrein van de GGZ-Drenthe. ‘De drugs brachten allemaal inzichten naar boven, kanten van mijzelf die ik helemaal niet aankon. Als ik blowde, trok ik bijvoorbeeld een behaatje aan. Ik worstelde toen al met mijn seksuele identiteit, maar ik kon dat helemaal niet aan, de volgende dag dacht ik: what the fuck heb ik gedaan?’ Inmiddels loopt hij af en toe in vrouwenkleren rond. Hij vergelijkt zijn hoofd graag met een huis met kamers. ‘Die drugs zorgden ervoor dat deuren opengingen die daarna nooit meer dicht konden.’ Na jarenlang blowen en feestdrugs innemen, waren het uiteindelijk paddo’s – die nota bene het allerlaagst scoren in de ranking van het Europese onderzoek van David Nutt – die Wouter de das omdeden. Het was een genadeklap voor de jongen, die waarschijnlijk aanleg had voor schizofrenie. ‘Ik was toen van de kunstacademie getrapt, mijn vriendinnetje had een abortus ondergaan, waar ik veel verdriet van had. Ik kon drugs absoluut niet aan. Na die paddotrip begon ik verbanden te leggen waar gewone mensen geen boodschap aan hebben. Als er een witte auto voorbijreed, dacht ik: ah, dat betekent dat mijn gedachten kloppen, dat ik de waarheid spreek. Maar bij een rode auto dacht ik: red is bad. Geel was een goddelijke kleur, als er een gele auto voorbijkwam, dacht ik dat ik in contact met God stond. Je weet hoeveel auto’s er in Rotterdam rijden, Esma. Ik was de hele dag bezig met dit soort gedachten.’

Wouter raakte in een psychose, kreeg de diagnose schizo-affectieve stoornis, die later zou leiden tot zijn misdaad, een inktzwarte gebeurtenis in zijn leven waarover hij nog steeds niet goed kan praten. Het schuldgevoel is overweldigend, de pijn over het feit dat hij een man heeft gedood is er elke dag. En hij is ervan overtuigd dat als hij geen drugs had genomen, hij later of misschien wel niet schizofrene klachten had gekregen.

Jullie begonnen met drugs, en ik vond dat heel stom. Jij gaf me het gevoel dat als ik niet meeging, ik er niet meer bijhoorde.

Liefdesverdriet

Had het anders kunnen lopen met hem als hij geen onderdeel was geweest van de hedonistische blowende, slikkende en snuivende vriendengroep waar ik ook toe behoorde? En hoe hebben andere vrienden de invloed van drugsgebruik op hun leven ervaren? Ik besluit deze vraag voor te leggen. De antwoorden zijn divers: waar de een terugkijkt op een intense, grappige, aandoenlijke puberteit vol absurde momenten, schiet de ander in een sombere stemming door reflectie op het verleden. Zoals Daniel, de jongen met wie ik in de rij stond voor een gabberrave, de jongen die uiteindelijk de ouders van mijn vriendin heeft gebeld. ‘Dat was een vreselijke nacht. Ik was verliefd op Laura en wilde bij haar zijn. Daarom nam ik die pillen. Maar ik was haar meteen kwijt en ben uiteindelijk alleen naar huis gegaan. Terwijl Laura waarschijnlijk ergens zat te afteren, belde ik haar moeder, omdat ik bezorgd was.’ Het gesprek met Daniel is confronterend. ‘Ik was heel erg principieel in die tijd, ik was vegetariër, wilde absoluut niet roken. Jullie begonnen met drugs, en ik vond dat heel stom. Jij gaf me het gevoel dat als ik niet meeging, ik er niet meer bijhoorde.’ Daniel ging onder mijn dwingende leiding overstag en bleef vervolgens veel langer hangen in een fase die daarmee alle experimentele elementen verloor. ‘Ik denk dat ik last had van een depressie, mijn ouders waren uit elkaar, en Laura verhuisde naar België. Ik had liefdesverdriet.’ Daniel ging in een kraakpand wonen met tien andere jongens. ‘De dingen die ik daar heb meegemaakt, jongens die helemaal doordraaiden, hun hele kamer aan gort schopten. In die krakersscene hoorde je regelmatig verhalen van mensen die waren opgenomen of zichzelf voor de trein wierpen. Het was echt heel duister.’ Toen Daniels volgende vriendin zwanger bleek, ging de knop om. ‘Ik zat met hippievrienden te trippen op een Goa Trance-feest toen ik dat nieuws hoorde. Ik voelde meteen een diepe verantwoordelijkheid naar mijn kind.’ Daniel zwoer de drugs af, stortte zich op het vaderschap en op de theaterschool. ‘Weet je, drugs zijn helemaal niets voor mij, ik ben veel te gevoelig daarvoor. En ik voel dat ik aan de rand van de dood heb geleefd in dat kraakpand.’

Fotobewerking: Paul Faassen
Hippocampus gekrompen

Waarom zijn sommige mensen wel en andere niet opgewassen tegen de uitwerking van psychoactieve stoffen? Ik leg die vraag voor een keur van wetenschappers en onderzoekers. Zoals Tomáš Paus, als professor in de psychiatrie verbonden aan de Universiteit van Toronto. Door middel van functionele magnetische resonantie onderzocht hij veranderingen in het brein van duizenden tieners in zowel Canada als Engeland. Toch, met alle data die hij voorhanden heeft, is het bijna onmogelijk om Paus een stellige uitspraak te ontlokken. ‘Jij wilt begrijpen waarom de levens van je vrienden zo zijn verlopen,’ verzucht hij. ‘Ik heb als wetenschapper diezelfde interesse, maar je moet daar heel voorzichtig mee zijn. Wat het onderzoek naar de effecten van drugs zo moeilijk maakt, is dat je andere factoren niet kunt controleren of naderhand corrigeren. Is het de aanleg, het milieu waardoor iemand verslaafd of psychotisch wordt?’ Paus wil allerminst nonchalant doen over drugsgebruik. ‘Als je drugs gebruikt, verandert je brein, zo simpel is het. En net als bij antidepressiva geldt voor drugs: het werkt niet alleen in op je serotonine- of dopamineafgifte, het heeft ook uitwerking op andere gebieden van je brein. Drugs hebben altijd bijwerkingen.’ En die bijwerkingen zijn een stuk heftiger als er andere factoren meespelen. ‘We weten uit talloze studies dat gebruik van cannabis de kans op schizofrenie en psychose vergroot. Er is een groot verband tussen drugsgebruik enerzijds en schizofrenie anderzijds, en het puberbrein is veel ontvankelijker voor problemen, omdat het nog moet ontwikkelen.’

Xtc, dat zo laag scoort op de Europese harm index, kan wel degelijk een negatieve invloed hebben op het puberbrein, blijkt als ik onderzoeker Liesbeth Reneman van het AMC spreek. ‘De acute gevaren bij xtc zijn laag, maar er kan wel hersenschade optreden,’ zegt Reneman. ‘Ik zou het daarom toch niet als een ongevaarlijke drug beschouwen.’

Xtc-gebruikers hebben vaker last van geheugenproblemen. Ze kunnen bijvoorbeeld minder goed een rijtje woorden onthouden.

Reneman legt uit wat xtc precies doet: ‘MDMA zorgt voor extra afgifte van serotonine door te binden aan serotoninetransporters, eiwitten die nodig zijn voor het vervoer van de boodschapperstof. Daardoor kan serotonine niet meer terug de cel in en blijft het dus circuleren.’ Dit leidt tot het bekende euforische gevoel. Reneman: ‘Maar na verloop van tijd kan overvloed omslaan in een tekort. De afbraakstoffen van xtc zijn slecht voor cellen die serotonine produceren, stagneert de productie. In het uiterste geval leidt dat tot depressies en geheugenproblemen.’ Reneman haalt er wat scans bij die mij aanvankelijk niets zeggen. ‘Wat we zien bij deze scans, is dat gebruikers van xtc vaak een kleinere hippocampus hebben. Als gevolg daarvan hebben xtc-gebruikers vaker last van geheugenproblemen. Ze kunnen bijvoorbeeld minder goed een rijtje woorden onthouden.’ Ik schrik als ik dat hoor: zou mijn hippocampus ook zijn geslonken? En is dat zichtbaar? Ik zou wel een PET-scan van mijn eigen hoofd willen, maar dat ziet Reneman niet zitten: ‘Op een individueel niveau kan ik geen schade vaststellen, helaas. We moeten sowieso veel meer onderzoek doen naar de effecten van drugs op het tienerbrein.’

Zelfcontrole

Een man die wat stelliger is in zijn standpunten, is Tibor Brunt, wetenschappelijk medewerker aan het Trimbos-onderzoek. Hij promoveerde op de effecten van xtc op het brein. ‘Het kan voor sommige tieners gewoon heel slecht aflopen. Het probleem met het puberbrein is dat de prefrontale cortex nog verbindingen aan moet leggen met andere gedeelten van de hersenen. Die verbindingen zijn van groot belang voor de regulatie van emoties en prikkels. Wat je ziet, is dat psychoactieve stoffen de aanmaak van deze verbindingen in de puberteit verstoren. Dit kan ertoe leiden dat mensen de rest van hun leven moeite blijven houden met zelfcontrole, met maat houden.’

Daarnaast zijn drugs, en dan vooral cannabis, volgens Brunt sterk gelinkt aan de ontwikkeling van schizofrenie en psychoses. ‘Een stof die ontzettend belangrijk is voor de ontwikkeling van hersenen, is glutamaat. De receptor die afgifte van deze stof regelt, reageert heel sterk op THC, de stof in cannabis. Bij overmatig blowen in de tienertijd zie je dan ook een verstoring van de glutomaat-afgifte. Vooral jongens lopen daardoor vier keer zoveel kans om eerder schizofrenie te ontwikkelen.’ Het is weliswaar niet gezegd dat die jongens anders geen psychiatrisch beeld hadden ontwikkeld. Maar, zo stel Brunt: ‘Als je op zestien- of zeventienjarige leeftijd schizofrenie krijgt, dan is dat veel ingrijpender dan wanneer je wat ouder bent, en je leven wat meer op orde hebt. Je ziet dat dit soort jongens er niet meer bovenop komen.’

Volgens Brunt ondervindt een meerderheid van de tieners en jongeren die drugs gebruiken, helemaal geen problemen, hij weigert somber te doen over alle drugs. ‘Maar voor sommige mensen is het een slecht idee. Dat geldt niet alleen voor jongeren die een familiegeschiedenis hebben van psychiatrische stoornissen – zoals depressie, borderline of psychoses. Het geldt ook voor mensen die neurotisch zijn, stemmingswisselingen hebben of heel gevoelig zijn voor drugs.’ Over die eerste indicatoren moet je dan ook goed praten met je kind, maar met die laatste factor valt veel minder goed rekening te houden. ‘Als er mensen sterven na gebruik van xtc, komt dat door de dosering. Het probleem is: de ene kan heel goed tegen een sterke pil, de ander raakt volledig oververhit. Je kunt op geen enkele manier weten hoe een pil bij jou aanslaat.’

Het zijn echt nooit alleen de drugs die mensen kapot maken.

Daar komt bij dat de xtc-pillen van de laatste jaren een stuk sterker zijn geworden, en soms de stof 4PMA bevatten. ‘Dat is een hele gevaarlijke stof, want erg zwaar, het duurt bovendien lang voordat de stof begint te werken. Mensen denken daardoor: deze pil werkt niet, ik neem er nog een. En dan, drie uur later, kicken de drugs in, en is er sprake van een veel te hoge dosering. Mensen kunnen acute koorts krijgen, zelfs overlijden.’
Als ik naar Brunt luister, besef ik welke risico’s ik als kind heb genomen. ‘Veel tieners zijn een soort black box: ze weten niet goed van zichzelf of ze kwetsbaar zijn, en hebben al helemaal geen idee over de gevoeligheid. Maar het gaat meestal goed, en vanuit een evolutionair oogpunt is het belangrijk om te experimenten in je tienertijd, je hebt een trial en error nodig om volwassen te worden.’

Eenzame rat

Zo kijkt mijn beste vriendin Laura ook terug op de chaotische drugsfase die we samen beleefden. ‘Ik had het voor geen goud willen missen,’ zegt ze middels een Skype-verbinding vanuit haar woning in Melbourne, waar ze met manlief en twee kinderen een zonnig expatbestaan leidt. ‘We hebben zulke creatieve en grappige dingen gedaan in die tijd, misschien had ik die uitbundige fase nodig om de persoon te zijn die ik nu ben.’
Laura kwam na een paar jaar in België weer terug naar Nederland, studeerde psychologie en werkte daarna in de jeugdverslavingszorg. ‘Het heeft me nieuwe inzichten gegeven in het begrip verslaving. Ik ben dat gaan nuanceren.’ Laura wijst op revolutionaire experimenten van de Canadese professor Bruce Alexander, de zogenoemde Rat Park-experiments. Alexander zette ratten in twee kooien: de eerste kooi was een soort rattenparadijs, met allemaal leuk speelgoed en een doolhof om in te ravotten. De tweede kooi was een saai, leeg hok. In de eerste kooi zette Alexander meerdere ratten, de tweede kooi werd bewoond door een eenzaam ratje. Aan de kooien werden twee drinkbuisjes bevestigd, een met water, de ander met cocaïne. En wat bleek? De eenzame rat bleef snuffelen aan de cocaïne-toevoer, terwijl de ratten in de feestkooi hun interesse verloren, en met elkaar gingen spelen.

‘Someday there will be a cure for pain / That’s the day I throw my drugs away’, zong de Amerikaanse band Morphine. Alexander liet op overtuigende wijze zien dat de hang naar drugs afhangt van de vraag of je in de hel of het paradijs zit. Laura: ‘Ik heb jongeren in mijn praktijk gezien, die driehoog achter woonden op Rotterdam-Zuid. Ouders uit elkaar, geldproblemen. Ga die jongeren maar eens vertellen dat ze geen drugs moeten nemen. Zij zoeken een oplossing voor de pijn. En die pijn noemen we verslaving. Ik denk dat de psychosociale context ontzettend belangrijk is.’

Bedelen op het station

Ton Nabben van de UvA komt tot vergelijkbare conclusies: ‘Wat mij fascineerde was dat GHB in een uitgaansgroep in de randstad voor weinig problemen zorgde, terwijl in de gemeente Twenterand, maar ook in Brabant, diezelfde drugs ontzettend veel schade aanrichtten. Uit mijn onderzoek blijkt dat de sociale setting – de groep waarbinnen het drugsgebruik plaatsvindt – vaak van grotere invloed is dan de drugs zelf. Bij de groep in Twenterand merkte ik bijvoorbeeld dat het volkomen geaccepteerd was om bewusteloos te raken. Dat soort normen hebben een invloed op het gedrag en de gevolgen van drugs.’ En dan zijn er de persoonlijke omstandigheden: de latente geestesziekten, de eenzaamheid door een gebroken gezin. Nabben, die zelf ook heeft geëxperimenteerd met drugs, komt soms nog wel eens oude drugsvrienden tegen, al bedelend op het station. Zij zijn verslaafd aan de heroïne geraakt. ‘Het blijft een puzzel, waarom zij er zo slecht vanaf zijn gekomen. Maar ik voel me niet schuldig, daarvoor spelen er te veel andere dingen mee. Het zijn echt nooit alleen de drugs die mensen kapot maken.’

De tien geboden voor bezorgde ouders

Wilt u na dit artikel weten hoe u met uw tienerkind moet praten over drugs? Deze tips kwamen in gesprekken met zes deskundigen en tien ex-gebruikers steeds terug:

1. Lees u in: doe onderzoek naar drugs, naar welke effecten ze hebben, leer het onderscheid te maken tussen cannabis, lachgas, GHB, xtc en amfetaminen.

2. Wees open: u hoeft niet in geuren en kleuren te vertellen over uw drugservaringen, maar u wint vertrouwen door eerlijk te zijn over uw eigen verleden.

3. Doe onderzoek naar uw familiegeschiedenis: komt er in uw familie schizofrenie, depressie of een andere ernstige psychische stoornis voor, dan is uw kind mogelijk extra kwetsbaar.

4. Bouw het gesprek op: vraag eerst eens naar jongeren in de omgeving van uw kind. Wat doen zij zoal? Wat wordt normaal gevonden? Toon u geïnteresseerd en nieuwsgierig.

5. Vraag uw kind waarom hij/zij drugs gebruikt: een nogal elementaire vraag die veel ouders over het hoofd zien. Is het de kick, het gevoel zelf? Of wil je kind erbij horen? Die redenen zijn belangrijk om te kunnen vaststellen of het om een experiment, of om een vlucht gaat.

6. Verbied niet, waarschuw: pubers laten zich zelden iets opleggen. En ook al wilt u ze het liefst alles verbieden, zorg toch dat je ze de juiste informatie geeft over verstandig drugsgebruik. Zoals: drink genoeg water, maar niet te veel. Neem nooit nog een pil als je de eerste niet ‘voelt’. Laat je nooit onder druk zetten door vrienden, en gebruik geen drugs als je in een sombere of zenuwachtige stemming bent.

7. Laat de drugs van je kinderen controleren. Het Trimbosinstituut heeft verspreid over het hele land dertig afgiftepunten waar je kind zijn of haar drugs kan laten testen. Zo’n test duurt een week, maar dan weet je wel zeker dat er de pillen geen PMMA of andere gevaarlijke stoffen bevatten.

8. Geef het goede voorbeeld voor tieners: probeer niet te drinken, roken of blowen in bijzijn van uw tienerkind. Ook die fles chianti bij het avondeten is geen goed idee.

9. Laat uw kind niet thuis blowen of drinken: veel ouders hebben het idee dat ze thuis meer controle hebben over de situatie maar thuis mogen blowen draagt bij aan een normalisering van drugsgebruik, en dat komt veel tieners niet ten goede.

10. Probeer niet alleen met uw eigen kind te praten, maar liefst ook met de groep vrienden waarin hij/zij opereert. Probeer duidelijk te krijgen of die groep een regulerend effect heeft op uw kind, of ze afspraken maken onderling.