Arthur Docters van Leeuwen

‘Het liet me niet meer los. Ik kon maar één ding doen: het sprookje opschrijven. En toen volgden er steeds meer.’ Eigenlijk zou Arthur Docters van Leeuwen (1945) zijn proefschrift afronden. Na ‘decennia van tropenjaren’ had de oud-spionnenbaas, voormalig topman van het Openbaar Ministerie en financieel toezichthouder daar tijd voor. Maar toen hij achter zijn bureau kroop, ontsponnen zich in zijn hoofd nauwelijks intellectuele beschouwingen en doorwrochte analyses over bestuurlijke hervormingen. In plaats daarvan tikte hij het ene na het andere fantasieverhaal, over een prinses en een nieuwsgierig jongetje dat net als hijzelf van vogels en hagedissen houdt. Schrijven is een oude liefde van hem. ‘Toen ik jong was, overwoog ik om schrijver te worden. Tijdens mijn studie rechten schreef ik al verhalen, tussen de tentamens door.’ Met trotse blik: ‘De meeste zijn gepubliceerd in het literaire tijdschrift Maatstaf. ‘

Op uw negentiende debuteerde u met een...