Ellen ten Damme: ‘Als kind voelde ik me zwaar gediscrimineerd, ik vond dat meisjes achtergesteld werden. Ik was altijd sterker dan jongens, hield ervan te vechten met de vriendjes van mijn broer. Ik kon alles: turnen, voetballen, in bomen klimmen. Meisjes vond ik maar voorzichtig, een beetje tuttig. Eigenlijk ontdekte ik toen ik zestien was dat ik – helaas – zelf ook een meisje was. Mannen gingen me op m’n uiterlijk aanspreken.’

Al die mannelijke aandacht kon ze niet zo gemakkelijk van zich afschudden. Integendeel. ‘Ik trok het ook aan, speelde ermee. Ik ging alleen op vakantie naar Egypte, kreeg natuurlijk een sliert kerels achter me aan. Ik ben daar zelfs buikdanseres geweest. M’n idee was: ik kan iedereen wel aan. Ik dacht: als je een open onschuldige houding aanneemt, durven ze niks en gebeurt er niks. Ik vond het op m’n twintigste moeilijk om bot tegen mannen te doen. Nu heb ik dat niet meer, ik ben nogal afstandelijk geworden.’

Ze had een turbulente jeugd, haar ouders...