Schrijfster Harper Lee is overleden. Haar klassieker To kill a mockingbird las Stephan Sanders pas afgelopen augustus, na het verschijnen van het lang verwachte vervolg Ga heen, zet een wachter.

Je moet wel zeer blank zijn en nooit gekleurde vrienden hebben gehad om niet gek te worden van de neerbuigende toon waarmee alle zwarten worden geportretteerd.

Ik heb het helemaal fout gedaan. Ik had natuurlijk lang geleden, bij voorkeur op de middelbare school, To kill a mockingbird van Harper Lee moeten lezen. Amerikaanse klassieker, over het onrecht van rassendiscriminatie in het toch al donkere Zuiden van Amerika, ergens in de jaren dertig. Bevat een jeugdportret van Truman Capote, een van mijn ­lievelingsschrijvers, die zijn leven lang bevriend bleef met buurmeisje Lee en schrijfster van dat ene boek.

Maar over sommige boeken heb je al zoveel gehoord en gelezen, dat je het wel gelooft. Het lijkt dan een zinloze inhaaloefening om zoveel jaar na datum nog eens op de proppen te komen met je mening die allang oudbakken is. Ik schaarde het boek onder het rijtje klassiekers dat ik eigenlijk al gelezen had.

Quod non, dat is pas deze week gebeurd, de Nederlandse vertaling van Ko Kooman, Spaar de spotvogel. En dat ik nu ineens mijn huiswerk heb gedaan, komt uiteraard doordat het nieuwe/oude boek van Harper Lee ook op de markt is, het manuscript dat verloren werd geacht en dat zij schreef voordat De Spotvogel uitkwam in 1960. Ook dat boek is door Kooman vertaald, als Ga heen, zet een wachter, en hoewel eerder geschreven, speelt het twintig jaar later, in de jaren vijftig, toen de ‘Amerikaanse Negroes’ zich roerden en de burgerrechtenbeweging opkwam.

Je moet het in zijn tijd zien?De held van De Spotvogel, advocaat Atticus, die een zwarte Amerikaan verdedigt die onterecht wordt beschuldigd van verkrachting van een blanke vrouw, blijkt in Ga heen, zet een wachter niet de vriendelijke, universeel liefhebbende wijze man, maar een behoorlijk klassieke racist, die vindt dat ‘de neger’ vooral zijn plaats moet kennen en nog veel bijschaving nodig heeft, voordat hij zich kan meten met de blanken. Deze nieuwe versie van Atticus klinkt, denkt en gedraagt zich als een Afrikaner Boer in de jaren vijftig, niet anders en niet milder. Gehuil onder Amerikanen, die hun kinderen hebben vernoemd naar de nobele advocaat, als teken van hun bovenste beste intenties. Atticus blijkt een gaaf product van de apartheid, waartegen ze in het geval van Zuid-Afrika zo voorbeeldig protesteerden.

Tot zover was u ook, als u vluchtig de krantenrecensies hebt gelezen. Maar wat mij onaangenaam trof: hoe drakerig en patroniserend die zo bejubelde Spotvogel is. Heb ik het boek gelezen met de kennis van nu, waardoor ik weet dat Atticus later onttroond zal worden? Best mogelijk, maar ik kan me niet voorstellen dat Lee’s klassieker onder zwarte en gekleurde lezers ooit bijval heeft gekregen. Je moet wel zeer blank zijn en nooit gekleurde vrienden hebben gehad om niet gek te worden van de neerbuigende toon waarmee alle zwarten worden geportretteerd. De zwarte huishoudster die voortdurend rondreddert met de blanke kindertjes, terwijl ze haar eigen kroost thuis moet laten verkommeren. De zwarte beschuldigde die niet of nauwelijks zelf aan het woord komt. Sowieso zijn Afro-Amerikanen per definitie mensen die pas tot leven komen in de ogen van blanken. En wat te denken van deze zin: ‘Wat is een halfbloed?’ ‘Die loopjongen van de drugstore met dat rode kroeshaar, weet je wel? Die is half blank. Zielig, hoor (…) ze horen nergens bij.’ Ik geloof dat de homofiel begin jaren zestig al meer voor elkaar bokste.

Je moet het in zijn tijd zien? Oké, maar bedenk dan ook dat Invisible Man, het intieme zwarte zelfportret van Ralph Ellison al in 1952 verscheen en in 1953 de National Book Award won. Hoe hebben Amerikanen zo lang collectief over het bevoogdende karakter van 
De Spotvogel heen kunnen lezen? Het lijkt gevoelsmatig geschreven in dezelfde tijd als De negerhut van oom Tom (1852).

Dat is het echte demasqué – nog niet eens van De Spotvogel, als wel van al haar devote fans.