Wat is het verleidelijk mezelf nu voor een kosmopoliet te verslijten. Met een New Yorkse jetlag nog in de benen zit ik alweer op een Grieks eiland: vanaf het balkon zie ik de haven van Hydra. Op dat balkon lees ik een boek over het publieke debat in Engeland – in het Nederlands. Ik ben van alle markten thuis, ‘wherever he lies his hat is his home’, zo’n man ben ik.

Verleidelijke illusie. Want het Nederlands paspoort ligt in de la van het nachtkastje, evenals het retourticket. En terwijl de Griekse werkelijkheid zinsbegoochelend zijn best doet – de opkomende zon, de rozevingerige dageraad, de Peloponnesos in de schemerige verte – denk ik toch aan het land waar ik toevallig ben geboren.

Is dat alles wat me bindt, het wiegje dat in Haarlem stond, en niet, ik noem eens wat, in Harlem of op Hydra? Nee, er is meer, maar zodra ik dat ‘meer’ onder woorden probeer te brengen, wordt het al snel kitscherig of juist volstrekt abstract. Kitscherig: de herinneringen aan Twente, de moeder,...