Hoe we praten is vaak belangrijker dan waarover we praten. Dezelfde gebeurtenis kan op talloze manieren worden verteld.

Laten we zeggen dat het iemand in de familie was. Hij ging vreemd omdat de nieuwe vlam leukere sms’jes stuurde. Dat klinkt misschien belachelijk, maar ze hebben elkaar chattend ontmoet. De chat zat bij Wordfeud. Ze hebben dus iets belangrijks gemeen: ze houden allebei van woorden, ze genieten de droom van een gedeelde taal. Zijn partner daarentegen volstond met smileys, en bliksem- en regenboogfiguurtjes.

Ik heb een vriend bij wie ik voortdurend sorry zeg en een vriend die ik voortdurend adviseer, een vriend die ik alleen maar vragen stel en een vriend bij wie ik langdurig oreer. Er zijn mensen die ik al jaren mail en toch sluit ik af met ‘hartelijke groet’ en er zijn mensen die ik nauwelijks ken en zij krijgen ‘Xxx’. Blijkbaar ben ik niet stijlvast, maar wie of wat bepaalt de toon?

Een andere vreemdganger. Haar geliefde wist er al van: ze hadden over ‘het slippertje’ gesproken. Maar toen hij haar mailbox doorzocht, stuitte hij op een eindeloze conversatie met haar goede vriendin, die net in het buitenland zat en graag in detail meeleefde. Zo werd uitgebreid uiteengezet hoe ze zich had geschoren (vormpje: bliksemschicht) en dat ze zenuwachtig op de taxi wachtte.

Het was in dit geval niet de werkelijke daad die de partner zo pijnlijk trof, maar de taal. Het vreemdgaan zelf was al vergeven, maar de beschrijvende zinnen schiepen het besef dat er binnen de bekende werkelijkheid nog een geheel ander universum kon bestaan. De woorden openden een wereld waar de bedrogen man niet bij kon, al bevond die wereld zich in een stad op slechts veertig minuten afstand.

In meervoud spreken is altijd een manier om geen verantwoordelijkheid te nemen.

De droom van een gedeelde taal is niet alleen eigen aan geliefden, ook de media imiteren eenheid. Onlangs hoorde ik op Radio 1 een item over een vluchtelingencentrum in Groningen. De locatiemanager van de noodopvang had een blij verhaal (geen vechtpartijen, omwonenden hielpen mee en Kerst werd gevierd met een winterbarbecue) en dat werd zo ongeloofwaardig gevonden dat het positieve voor een keer nieuws mocht heten. De interviewer kondigde aan: ‘Als je de media gelooft, zou je bijna denken dat het altijd hommeles is in en rond asielzoekerscentra.’ De journalist sprak over geloven. Dat veronderstelt de subjectieve blik van de nieuwsmakers die, zeker sinds Het zijn net mensen van Joris Luyendijk, algemeen bekend is. Hoe we praten is vaak belangrijker dan waarover we praten. Dezelfde gebeurtenis kan op talloze manieren worden verteld. Maar het gekke is dat de presentator net deed alsof zij van Radio 1 daar niet bij hoort. Als de media de media opwerpen als toonbepaler, wie acht zich dan nog verantwoordelijk voor de wijze waarop we berichten?

Overigens doe ik precies hetzelfde wanneer ik hier met distantie over ‘de media’ schrijf. In meervoud spreken is altijd een manier om geen verantwoordelijkheid te nemen.

Illustratie: Elise van Iterson

Op Eerste Kerstdag nodigde ik vier vluchtelingen uit: Hasan, Oudai, Ambess en Ammar. We namen de trein naar het huis van mijn ouders. Toen de conducteur kwam, haalde ik de voor hen aangeschafte tickets uit mijn zak. De heren noemden me daarna ‘mama’. De rollen waren nu benoemd en daarmee werd zowel iets bevestigd als uitgewist.

Aan tafel voerde Ammar het hoogste woord. Hij is opgeleid tot docent Engels en fungeerde graag als vertaler, politiek commentator en psycholoog: ‘Hard werken helpt.’
Hij zat aan het hoofd, at met smaak en grijnsde, content met zijn hoedende positie. Toch keek hij naar zijn vrienden en verontschuldigde zich voor de woordvoerdersrol die hij naar zich had toegetrokken, maar die hem evenzeer was toegewezen. Ammar hief zijn armen: ‘Ik kan natuurlijk niet voor iedereen spreken.’

Elk mens is een medium. Er is geen meervoud dat ons daarvan bevrijdt.