22-03-2008
Door Mischa Cohen

Beeldend kunste­naar Jeroen Hen­neman wijst naar buiten, naar het dak van zijn hoge atelierwoning aan de Amsterdamse Vossiusstraat. Daarop stonden de vrienden tijdens die oudejaarsnacht 1980: Remco Campert, hijzelf en schilder-illustrator Willem van Malsen, zichzelf noemende ‘het monster uit Haarlem’ of kortweg: de Wimp. De stad werd verlicht door vuurpijlen, alleen in het chique Zuid was het relatief rustig. ‘We hoorden een brandweersirene en we zeiden tegen Willem: dat is bij jou!’ zegt Remco Campert. ‘Flauwe grap, natuurlijk.’ Na veel drank, vier uur ’s ochtends, wandelden Campert en Henneman met Van Malsen mee naar zijn huis. Op de brede stoep van de Johannes Vermeerstraat troffen ze een berg smeulend afval aan. Willem van Malsen, altijd in vuilnisbakken op zoek naar materiaal voor lijstjes of kunstwerken, wroette in die hoop, haalde er een halfverbrand kledingstuk uit en riep plotseling: ‘Maar dit is míjn broek.’ Campert:...