Non-fictie / Alexander von Humboldt

Niet langer dan twee jaar zou zijn ontdekkingsreis duren, meende Alexander von Humboldt. Maar het werden er vijf. In 1799 was hij vanuit Spanje naar Zuid-Amerika vertrokken. Zijn tocht voerde hem achtereenvolgens door wat nu heet: Venezuela, Colombia, Ecuador, Peru, Mexico en Cuba. Hij had een door de koning getekende pas bij zich die hem niet alleen verzekerde van een onbeperkte doorgang door deze Spaanse koloniën, maar hem ook alle vrijheid gaf wetenschappelijk onderzoek te doen. Hij was gekomen om planten te verzamelen, stenen te bestuderen, de loop van rivieren in kaart te brengen, de hoogte van bergen te meten, en ook, als vanzelf, om de gewoontes en gebruiken van de Indianen te beschrijven.

De reis betekende de vervulling van zijn diep gekoesterde verlangen naar exotische plekken en bood hem de gelegenheid de samenhang der dingen in de natuur te onderzoeken. Meten is weten, was Von Humboldts credo en het eerste wat hij deed toen hij...