Drie jaar geleden publiceerde de journalist Arjan Visser (1961) een droomdebuut, de roman De laatste dagen. Dat boek kreeg een enthousiast onthaal in de kritiek, werd bekroond met zowel de prestigieuze Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizenprijs als de Anton Wachterprijs, prijkte op de shortlist van de AKO-literatuurprijs en vond gezien de drukgeschiedenis heel wat lezers.

Tevens had Visser het schrijversgeluk dat hij níét zijn zegje hoefde te doen bij Nova over maatschappelijke problemen van schier onoplosbaar karakter. Zijn kop bleef onbekend, zijn stem sprak slechts door zijn boek. In de luwte werkte hij aan zijn tweede roman, Hemelval. De verwachtingen waren hooggespannen, na dat spektakel van taal, fantasie, bizarre personages en ironie in De laatste dagen.

Maar dan. Hemelval leest lang als de biografie van een saaie piet. Lode Bast is zijn naam en tergend traag kruipt zijn grijs bestaan voorbij. De tirannieke vader pleegt zelfmoord, hij blijft achter met zijn overbeschermende...