De eerste die zich via mijn nieuwe gsm meldt, is een vriend. Hij is onverstaanbaar. Hij heeft de neiging binnensmonds te spreken, maar het mobieltje blijkt zijn omfloerste stemgeluid nog dieper in de wattige ether terug te duwen.

‘Wat?’ schreeuw ik, ‘wat?!’ Voorbijgangers staren mij aan, de verschrikte ogen van een hond, bomen zwaaien met hun takken.

Met tegenzin sleep ik mijzelf naar het winkeltje waar ik het kocht. Een mobieltje is eigenlijk een onding. Als hij dan ook nog eens niet naar behoren functioneert, is de vernedering compleet.

Oma-telefoon

De eerste gsm die ik had, werd me min of meer door de strot geduwd. Ik viel een half jaar in als redacteur bij Vrij Nederland en kreeg een gsm waarvoor ik moest tekenen. Ik had het gevoel dat ik een pact met de duivel sloot. Voor redactiewerk was dat ding wel nuttig, maar ik had er niet voor gekozen, het was me opgelegd, terwijl ik me jarenlang en met de grootste moeite, ondanks wurgende sociale druk, had verzet tegen de aanschaf...