Memoire / De brouille van ’t Hart en Van Dis

Halverwege de jaren zeventig hoorde ik de naam Adriaan van Dis voor het eerst vallen bij de vrijdagse redactievergaderingen van het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad. Van Dis was toen in Afrika, maar zou terugkomen, en die terugkomst wierp liefelijke schaduwen vooruit. Degenen die hem al van voor zijn vertrek naar Afrika kenden, spraken altijd over hem alsof hij een wereldwonder was. Vooral de dames ter redactie kregen vochtige ogen als zijn naam klonk. Dat begon mij na verloop van tijd danig te irriteren, dus ik werd een beetje kriegel als hij weer ter sprake kwam. Maar toen hij dan eindelijk verscheen, smolt al mijn irritatie al bij de eerste aanblik volledig weg. Ook ik viel, net als zoveel andere vrouwen, mannen en honden als een blok voor zijn overweldigende charme.

We zagen elkaar regelmatig op die vrijdagse bijeenkomsten. Hij vroeg mij of ik gast wilde zijn bij een van de twee proefopnames voor een praatprogramma dat hij,...