In Hafid Bouazza’s prozagedicht ‘Meriswin’ gaat een man naar de kroeg en belandt met een delirium in het ziekenhuis. Schitterend verhaal, spannende taal: lezen!

Hafid Bouazza’s Meriswin is een prozagedicht. Zeg je dat over een roman – zoals Bouazza’s nieuwste – dan is de connotatie: het verhaal is verwaarloosbaar. Dat heeft dus iets negatiefs in de huidige literaire conjunctuur, waar het primaat bij vertellen ligt. Want ja, in zo’n prozagedicht ligt woordkunst op de loer, en dat riekt weer naar rederijkers, knutselaars, gefröbel in een klein hoekje met gelijkgestemden. Nu is dat ook van toepassing op Meriswin: een groter woordkunstenaar dan Bouazza bestaat niet in de tegenwoordige Nederlandse literatuur, en zijn lieve lust is het om meer te verwijzen dan een belezen lezer kan herkennen. Niet alleen Jan van Aken (De Afvallige) en Paul van Ostaijen, maar ook onze rederijkers worden in die zee aan elegante knipoogjes geëerd.

Voor de goede orde: ik ben niet...