‘Als ik een master kantklossen had gehad, was ik nu nog hbo-docent,’ zegt Michiel Ouwehand, die sinds een half jaar lesgeeft aan de mbo-afdeling van het Scheepvaart en Transport College in Rotterdam. Nog niet zo lang geleden vochten hogescholen om docenten als Ouwehand, die na zijn hbo-opleiding bedrijfskunde twintig jaar in de logistiek en internationale handel werkte. Hij stond daarna drie jaar voor de klas bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en deed de basiscursus didactiek. Maar onderwijservaring en kennis van de beroepspraktijk doen er nauwelijks meer toe in het hbo. ‘Alles draait om het masterpapiertje,’ ontdekte Ouwehand. Toen de HvA de Engelstalige businessopleiding waar hij werkte opdoekte, kwam hij niet meer aan de bak in het hbo. ‘Vacatures genoeg, maar ze nemen liever een net afgestudeerde academicus aan.’ Ten einde raad begon Ouwehand aan een MBA bij de particuliere hogeschool NTI. ‘Dat kostte me elfduizend euro en voor mijn docentschap heeft het niets om het lijf. Vakinhoudelijk voegt het ook weinig toe omdat ik al bedrijfskunde heb gestudeerd. Ik heb gewoon de snelste weg naar het masterpapiertje gezocht en dat was voor mij die MBA.’
Geen aanwijsbaar nut
De academische titel is de heilige graal van het onderwijs geworden dankzij een McKinsey-studie uit 2007 die de succesfactoren van goed presterende onderwijslanden in kaart bracht. Fin land en Singa pore werden de hemel in geprezen, en daar staan louter academici voor de klas. Het verhogen van het opleidingsniveau van leraren was dan ook een belangrijke aanbeveling van de commissie ‘Leerkracht!’ onder leiding van Alexan der Rinnooy Kan. Een docent moet altijd een niveau hoger zijn opgeleid dan zijn of haar studenten, was het motto. In het hbo en de bovenbouw van het vwo zouden daarom alleen academici voor de klas moeten staan.