Twee Te Gussinklo’s leren we in zijn essaybundel kennen: de empatische bewonderaar en de rigide, prikkelende doordenker.

Een van de mooiste essays in Wessel te Gussinklo’s rijkgeschakeerde essaybundel Vijf sterren voor de gaarkeuken gaat over de door hem bewonderde schrijver S. Vestdijk, én over hemzelf. Die dubbelslag was natuurlijk al af te lezen aan de titel: ‘Simon Vestdijk, ikzelf en de baldadigheid’. Het essay begint kalmpjes met een vertoog over baldadigheid – het speels overschrijden der grenzen, puur gericht op dat gedrag zelf. Baldadigheid is al een uiterst originele invalshoek, die ik niet zo uitgelicht ken in de Vestdijkkunde. Daarna volgt de herinnering aan zijn eerste kennismaking met Vestdijks oeuvre; te vroeg, want ‘voor Vestdijk had ik te weinig geleefd en ervaren’. De tweede kwam op rijpere leeftijd, die waarop je oog hebt voor de complexiteit en de ambiguïteit van Vestdijks proza. ‘Sartre en Camus hadden het over hoe je moet leven. Het zijn...