Non-fictie / Koos van Zomeren

‘Elk woord ter vergoelijking is al een misdaad.’ Dat harde oordeel velt Koos van Zomeren als Die stad, dat jaar (2009) op het punt van verschijnen staat. In die roman schetst hij het milieu van de toen nog maoïstische SP waarin hij in het Nijmegen van 1972 verkeerde. ‘Ik ben bang dat ik toch weer te mild ben geweest, zowel voor mijzelf als voor mijn oude kameraden,’ schrijft hij in zijn nieuwe boek Naar de natuur. Journaal. Want al waren ze niet de machthebbers, ze hadden wel ‘diezelfde hang naar meedogenloosheid’ die zich bijvoorbeeld uitte in ‘dat vrolijke, perfide afstand doen en afstand láten doen van elke vorm van privacy’.

In een poging zich te ontworstelen aan die doctrinaire beklemming vluchtte Van Zomeren eind jaren zeventig bos en veld in. ‘Ik zat met die overdosis van maatschappelijke betrokkenheid, ik ging de natuur in om ideologie en retoriek letterlijk uit te zweten. De natuur, het domein waar de dingen gebeuren zonder dat je jezelf de...