Essay / De begeerde man

Ik bezit een collectie mooie mannen. Bijna allemaal dragen ze petten en bontkragen, sommigen cultiveren een baard. Ze staan op ansichtkaarten. Albrecht Dürer, mooiste man ooit, zit erbij, gestold in een engelachtig zelfportret. Ik zeg mooi in plaats van knap, in navolging van Germaine Greer die in haar fetisjkijkboek De jongen vrouwelijke erkenning vraagt met vrouwelijke woorden voor mannenschoonheid. Beautiful, niet handsome.

Ook de negentiende-eeuwse schilder Johann David Passavant portretteerde zichzelf zo mooi mogelijk, met zwarte baret, lang haar, sensuele lippen en indringende ogen. Verleidelijk is ook mijn Simon George of Cornwall van Hans Holbein de jonge, glimlachend boven een rode anjer die hij zo teder vasthoudt alsof het een vrouwentepel was. Dan de exotische Sjah Jahan van Rembrandt, met tulband, oorbellen en behangen met joekels van edelstenen. Hij oogt tegelijk guitig en onaanraakbaar: intrigerend hard to get. Mistroostig van blik, maar...