02-08-2008
Door Jeroen Vullings

Dat waren nog eens andere tijden, begin jaren zestig in de Verenigde Staten: iedereen was kettingroker – man en vrouw. Tijdens het ontbijt, in het verkeer, boven de babywieg, gedurende vergaderingen, op de werkplek, in de kroeg, in bed – altijd een brandende sigaret. De enige activiteit waarbij niet gerookt werd, was seks. Bij wijze van naspel werd er uiteraard prompt gepaft.

Het roken – nostalgisch, naïef want gevaarlijk – is in Mad Men, over werk en privé van een groep reclamemensen in hartje Man­hattan, een metafoor voor die tijd die zo dichtbij is en tegelijk voorgoed voorbij. Hiërarchie was een gegeven waar niet aan getornd werd. Mannen waren ontegenzeglijk de baas, toen. Over hun secretaresses die de jassen toegeworpen kregen; over hun echtgenotes die thuis met het kroost wachtten op hún (vaak grillige) moment van thuiskomst; over hun minnaressen die zich willig voegden naar hún baltse agenda. Jong moest zich schikken naar oud;...