Je kunt je een discussie voorstellen over de stoel.

Iemand met enig, misschien zelfs koninklijk gezag zegt bijvoorbeeld: ‘De stoel, die bestaat eigenlijk niet. Of nee, corrigeer, “de” stoel. Je hebt, als je erover nadenkt, heel verschillende stoelen: keukenstoelen, klapstoelen, kinderzitjes. Kantoorstoelen. Om al die stoelen zijn geen hekken te plaatsen.’

Juist omdat hier iemand spreekt met een zeker, misschien zelfs koninklijk gezag vind je het moeilijk om die flauwigheden serieus te nemen. Het kan toch niet zo zijn dat wij verveeld worden met dergelijke enormiteiten. Er moet iets achter steken, iets diepzinnigs, maar wat? Het helpt ook niet dat de persoon in kwestie op een koninklijke stoel zit, ook wel troon genoemd. Die stoel bestaat echt, en is bijvoorbeeld geen tafel.

Abstracte begrippen verliezen veel van hun vluchtigheid als ze in de praktijk worden gebruikt. Het volk, daar zeg je zo wat, maar het Duitse volk, dat is toch weer een ander dan het Nederlandse of...