Eens raakte ik verzeild in een treinongeluk. Ik zat in de intercity van Amsterdam naar Groningen, die ergens in de leegte voorbij Meppel een veetransport ramde. In mijn herinnering reden we na de aanrijding enkele minuten door zonder geluid te maken. Niemand schreeuwde. De intercom zweeg. Wij, medepassagiers in een ongeluk, staarden elkaar alleen maar aan, over dichtgeslagen boeken en vastgegrepen tassen, terwijl het hooi in dichte wolken voorbij de ramen zweefde. De boer, die zijn tractor niet van de rails kreeg, heeft het niet overleefd. Net als de meeste van zijn koeien. Toen we een uur later de trein mochten verlaten, stapten we langs wijdverspreide kadavers door het weiland.

Vooral de stilte is me bijgebleven. Alles schudde, trilde, de klap was enorm, maar we hielden onze adem in. Mensen zetten het dus niet op een gillen. Op zo’n moment begrijpt klaarblijkelijk iedereen dat er iets aan de hand is waarbij geluid maken geen zin heeft. Overlevenden van de crash van Turkish...