Bij veel psychologische onderzoeken liggen de ‘aangetoonde’ verbanden óf vreselijk voor de hand óf zijn ongeloofwaardig.

Het zorgvuldig herhalen van honderd psychologische studies die in het jaar 2008 in vakbladen zijn gepubliceerd, heeft een onthutsende ravage opgeleverd: bij twee derde van de replicaties kon het oorspronkelijke effect niet worden bevestigd. Binnen het vakgebied van de empirische psychologie lijkt me dat alsof het vloerkleed onder je existentie wordt weggetrokken, maar daarbuiten bracht deze uitslag nauwelijks een rimpeling teweeg. Dat komt natuurlijk doordat veel van die onderzoeken een schreeuwend gebrek aan relevantie vertonen. Het gaat om verbanden die ofwel vreselijk voor de hand liggen ofwel vergezocht en daarmee ongeloofwaardig zijn. In beide gevallen overheerst het ‘nou en?’-gehalte en gaan de onderzoeken het ene oor in, het andere oor uit.

Een schrijnend voorbeeld van vergezochtheid is het onderzoek dat aantoonde dat vrouwen zich tijdens de eisprong meer aangetrokken voelen tot flirterige, ongebonden mannen om mee vreemd te gaan en in de rest van de cyclus tot zorgzame huisvadertypes. Het evolutionair-psychologische idee hierachter is dat ovulerende vrouwen (onbewust!) gedreven worden om zich te laten bevruchten met goede (dat wil zeggen macho-) genen, terwijl ze op andere dagen die verleiding prima kunnen weerstaan. Dat dit verband of dit effect niet opnieuw werd gevonden, wekt geen verbazing. Het was om te beginnen al een absurde hypothese. De ovulatie van vrouwen is niet voor niets zowel voor de vrouw zelf als voor haar omgeving verborgen. Het verborgen zijn geeft vrijheid en mogelijkheden, angsten en onbeheersbaarheid. Die hele voortplanting is een verborgen, beladen onderneming, iets waar vrouwen zich maar al te goed van bewust zijn. Eén slippertje op het verkeerde moment, en je leven neemt een definitieve wending.

Onbewuste drijfveren

Dit afgeserveerde onderzoek naar het doen en laten van ovulerende vrouwen is niet het enige. Er is een hele zwik geweest van dat soort studies die met wisselend succes probeerden om de effecten van hormonale gesteldheden boven water te krijgen. Jammer genoeg hebben al deze onderzoeken onbewuste drijfveren nodig om het effect te verklaren, want het is helemaal niet in hun eigen belang dat vrouwen tijdens hun ovulatie bereid zijn om vreemd te gaan met onbetrouwbare don juans. Als een vrouw zich aangetrokken voelt tot een zogeheten foute man, wat vaak genoeg gebeurt, dan is die fascinatie een paar dagen na de eisprong niet ineens voorbij, alsof de luiken weer gesloten worden. Afgezien daarvan houden de meeste vrouwen er een uitgebreid scala van voortplantingscriteria en bijpassende strategieën op na – een man met geld verschalken of een man vinden die op je vader lijkt horen bij de gebruikelijke. Die overwegingen spelen zich doorgaans op bewust niveau af en zijn daarmee veel doorslaggevender dan welke hormonale schommeling dan ook. Zo’n ovulatie-effecten-onderzoek ervaar ik als een persoonlijk affront, omdat het buitengewoon veelzijdige gebied van partnerkeus en voortplanting geanalyseerd wordt in termen van een scheutje oestrogeen.

Enfin, deze studies kunnen de composthoop op, zoals vermoedelijk twee derde van ál het psychologisch onderzoek en niet alleen maar wat toevallig in 2008 werd gepubliceerd. Een geluk bij een ongeluk is dat het niemand wat uitmaakt. Het onderzoek was niet relevant toen het met 95 procent zekerheid wetenschappelijk werd aangetoond, en het is ook niet relevant nu het gefalsifieerd is, althans niet bevestigd kan worden. Met terugwerkende kracht heeft de fraude van Diederik Stapel aan schandaligheid ingeboet. Hij manipuleerde zijn onderzoek, maar als hij wel netjes volgens de regels had gewerkt, was de wereld of de mensheid er ook niets mee opgeschoten.
Wat deze replicatieronde overtuigend heeft laten zien, is dat de psychologie geen cumulatieve wetenschap is. De waarheid is wat al eeuwenlang circuleert in de vorm van elkaar tegensprekende common sense wijsheden die per individu prima voldoen, maar nooit als wetmatigheid. n