Beatrijs Ritsema schrijft over moderne mores.

Terwijl de hele wereld, nu ja in de kranten en op social media, verontwaardigd opstoof over de schandelijke moord op Cecil de leeuw, verdiepte ik me in de lotgevallen in Moby Dick. Het was vakantie, ik bevond me op een zeilboot en dat leek me een passende setting voor een maritiem getoonzet boek. Ik was altijd teruggedeinsd voor deze klassieker uit de wereldliteratuur, omdat ik vreesde dat het te mannelijk zou zijn: knoestige zeebonken, walvisjacht, scheepsbeschuit, harpoenen, storm op zee en dat 800 pagina’s lang. Er komt inderdaad geen vrouw in voor, op twee figuranten na, de herbergierster die de jonge Ishmael in het begin onderdak biedt, en een vrouw die meehelpt met de bevoorrading van het schip. De door haar nadrukkelijk ingebrachte kruidenthee (bedoeld als substituut voor de consumptie van alcohol) komt vele hoofdstukken later terug, wanneer harpoenier en kannibaal Queequeg, nauwelijks aan de dood ontsnapt, een...