Beatrijs Ritsema schrijft over moderne mores.

Ergens in de jaren tachtig kreeg ik voor het eerst een vegetariër over de vloer bij een etentje dat ik had georganiseerd. Hij had dit, zoals het hoort, van tevoren medegedeeld: ‘Je weet dat ik vegetarisch eet, hè?’ ‘Natuurlijk! Geen probleem!’ Tot die tijd had ik me nooit verdiept in het vegetarisme, behalve dat ik wist dat er geen vlees op het menu mocht staan, en ik maakte dan ook de klassieke fout door in een verder vlekkeloze gevarieerde groentemaaltijd een handvol spekjes toe te voegen aan het voorgerecht, de spinaziesoep. Tot mijn schrik en verbazing viste de vegetarische gast ze uit de soep en legde ze op de rand van z’n bord. Wederzijdse excuses. Schaamte aan mijn kant. Geruststellende woorden van de vriend.

Mijn fout kwam voort uit gebrek aan kennis. Ik verkeerde in de mening dat ‘geen vlees’ geen biefstukken, gebraden kippen of schnitzels betekende. Een paar spekjes beschouwde ik niet als echt vlees, meer...