De geliefde brievenrubriek ‘Achterwerk’ op de VPRO-gids stopt er na veertig jaar mee. In 1981 in VN: een analyse van de honderden brieven die volgden nadat een meisje van zestien schreef over haar rotprobleem.

Half maart stond er op Achterwerk, de vaak en terecht geprezen kinderbrievenrubriek, een brief van een meisje van zestien, waarin ze schreef over haar rotprobleem, zoals ze het zelf noemde. Ze vond haar schaamlippen veel te groot, had er wel met haar zusje en beste vriendin over gepraat maar durfde er niet mee naar de huisarts. Ze vroeg om hulp, met name om reacties van jongens, want ze wilde beslist weten hoe jongens denken over meisjes zoals zij. In een PS schreef ze dat ze ook nog wel eens met een beer sliep, dat je daar nooit te oud voor bent en dat je zo erg aan zo’n beest gehecht kunt zijn dat het vanzelfsprekend is dat het in je bed ligt. Het hoge woord is er uit, stond er boven de brief en wie hem las kon het daar wel mee eens zijn: het was minstens zo lastig om dit probleem aan de orde te stellen, als om het te hebben.

Wat er vervolgens gebeurde, was volgens Nelleke van der Drift, samenstelster van de pagina’s Achterwerk, uniek. Er kwamen bergen brieven binnen, en de telefoon stond niet stil. Nelleke laat de stapel zien die op haar bureau ligt en vertelt dat ze in de tien jaar dat Achterwerk nu bestaat maar één keer eerder zo’n enorme vracht brieven heeft gehad. ‘Dat was een meisje dat van plan was zelfmoord te plegen, uit pure eenzaamheid. Ze vond zichzelf ook heel lelijk. Er kwamen dozen vol post binnen en daardoor vatte ze weer wat moed.’

Dit is de tweede keer dat er zoveel reacties komen en Nelleke vindt dat erg opvallend. Waarom? ‘Zo’n brief plaats je niet niet zomaar, ik heb hem een paar weken laten liggen. Ik vroeg me af of ik het wel zou doen, heb er ook met allerlei mensen over gepraat. Ik denk dat het met je eigen schaamte te maken heeft, dat je zo aarzelt.’

Naar mijn mening heeft de jongen in kwestie het dan te druk met andere dingen en gaat er heus niet even rustig voor zitten om je schaamlippen te bekijken.

Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, want het is toch minstens een onalledaags onderwerp. Nelleke van der Drift vertelt dat niet alleen jongeren, jongens én meisjes reageerden, maar ook opvallend veel oudere mensen. Die brieven waren dan niet zo bestemd om op Achterwerk af te drukken, maar om door te sturen naar het meisje van zestien. ‘Meestal zijn dat brieven van mensen die zelf een soortgelijk probleem gehad hebben en dat willen vertellen. Aardige, opbeurende brieven waarin ze benadrukken dat het niet belangrijk is, dat er andere belangrijke dingen zijn in het leven en de liefde, dat ze er zelf zich ook dood voor geschaamd hebben, maar dat het in de praktijk m eeviel.’ Maar om dat te schrijven hoef je niet echt oud te zijn. Nelleke leest een paar citaten voor uit de stapel brieven om te laten horen hoe er op ‘het hoge woord’ van het meisje van zestien werd gereageerd.

Eerst een paar brieven van meisjes. ‘Dat meisje heeft één echt groot probleem, n.l. dat ze zich druk kan maken over de grootte van d’r schaamlippen. Wat maakt dat in godsnaam uit. Het lijkt me niet echt belangrijk want het lijkt me dat niet elke jongen die je tegenkomt je schaamlippen ziet. (…) Bovendien lijkt het me sterk dat wanneer je verliefd op een jongen bent en je met hem naar bed gaat, de jongen naar je schaamlippen kijkt. Naar mijn mening heeft de jongen in kwestie het dan te druk met andere dingen en gaat er heus niet even rustig voor zitten om je schaamlippen te bekijken.’

Uitschelden

Een meisje van tweeëntwintig: ‘Toen ik met liefde en seks te maken kreeg, begreep ik dat het om de spanning, de aantrekkingskracht, de aandacht, kortom, het flirten ging en niet om hoe mooi of lelijk iemand in z’n blootje is.’ Een meisje van vijftien: ‘Ik heb ook een hele dikke en een hele grote kut. Ik heb het eerst aan mijn vriendin verteld maar die vond het stom. Toen wou ik het aan mijn moeder vertellen maar dat durfde ik toch niet. En toen heb ik jouw brief gelezen en toen dacht ik, kom ik schrijf ook een brief naar Achterwerk. En trouwens ik heb het nog erger dan jou want ik heb ook een hele dikke kont. Als je een dikke kut hebt valt het niet zo op, maar als je een dikke kont hebt wel. Ze schelden me altijd uit voor zwabbelkont. Nou, en als je het zo vervelend vindt dat je een dikke kut hebt moet je er maar zo veel mogelijk met mensen over praten. Ik stop nu, nou doei.’

Iemand van zestien: ‘Ik weet zeker dat er een heleboel mensen met jouw probleem zitten, maar er niet met leeftijdgenoten of ouders over durven praten. Doe dat gewoon (doe ik ook), dan zul je merken dat ieder zo z’n problemen heeft over geslachtsdelen. Er zullen nu vast mensen zijn die zeggen: “Oh, dat is er weer ’s zo één die het allemaal beter weet en met zo’n betweterig praatje aankomt’’, maar ik weet gewoon dat ik gelijk heb. (…) En nog even iets over knuffelberen: Waarom zou je in je eentje zo ongezellig in bed gaan liggen als je net zo goed een lekker knuffelbeest mee naar bed kunt nemen? Alleen is maar alleen, en met een knuffel erbij is gezellig twee.’

Ik denk dat de meeste jongens denken dat het zo hoort en dat ieder meisje dat zo heeft.

Een ander meisje: ‘Een vriend is iemand die je neemt zoals je bent. Dat is iets waar ik vroeger ook nooit op vertrouwde, maar waar ik onlangs achter ben gekomen. Wat jongens betreft, hoe ik het weet kan ik je niet vertellen, maar het is wel zo dat jongens aan dingen de voorkeur geven (om het even zo cru te zeggen) waar je zelf niet bij kunt komen met je hersens.’

Een meisje van vijftien: ‘Ik kan je geruststellen want mijn vriendin en nicht hebben het ook. Toen ik klein was, was ik juist jaloers op hun. Ik dacht dat ik niet goed ik elkaar zat. Dus zo zie je maar. En over die jongens: ik denk dat de meeste jongens denken dat het zo hoort en dat ieder meisje dat zo heeft. Misschien vinden ze het juist heel erg opwindend. ’

Een meisje van twintig: ‘Nobody is perfect. Ik b.v., ik heb ook te grote schaamlippen, ik ben te dik en ben te lang en ik heb een rotkop. Maar toch heb ik een knappe, aardige en sympathieke jongen aan de haak geslagen. Ik heb veel vrienden en vriendinnen. Dus als ik jou was moet je niet aan je schaamlippen denken, maar aan jezelf. Probeer het maar! En je moet je vooral niet schamen, dat doen anderen wel voor je. ’

Een achttienjarige: ‘Ik heb nog eens gekeken en geloof dat mijn binnenste schaamlippen ongeveer 1 cm uitsteken. Bovendien heb ik kleine borsten die ook nog ongelijk van grootte zijn. En de jongen met wie ik vrij heeft een penis die scheef staat als hij een erectie heeft. Maar dat bedenk ik me alleen nu, omdat ik jouw noodkreet lees. Als je vrijt let je daar heus niet op, je hebt wel wat anders te doen! (Jongens zijn trouwens echt niet zo geleerd op het gebied van kutten en schaamlippen en misschien de helft van de meisjes is even “abnormaal” als jij en ik .)’

Het feministische ideaal dat vrouwen moeten beginnen met zichzelf mooi te vinden, is kennelijk nog niet bereikt.

Verreweg de meeste reacties waren in zo’n kop op-toon geschreven, vertelt Nelleke van der Drift, en de meeste vrouwen en meisjes die aan ‘het meisje van zestien’ schreven, hadden óf dezelfde problemen gehad óf soortgelijke. En bij de meesten was dat overgegaan, vanzelf, omdat ze ouder werden en omdat vriendjes helemaal niet zo afwijzend reageerden als ze gevreesd hadden. Wel typisch overigens dat die vriendjes voor de briefschrijfsters zo’n doorslaggevende rol hebben vervuld: het feministische ideaal dat vrouwen moeten beginnen met zichzelf mooi te vinden, is kennelijk nog niet bereikt. Hoewel sommigen wél boeken blijken te kennen die vrouwen aansporen om zichzelf leuk te vinden, zoals Voor onszelf, een boek dat onder anderen door Anja Meulenbelt werd gemaakt over ongeveer alles wat met lijf en seks te maken heeft, en waarin foto’s van kutten staan afgedrukt.

De theorie mag bekend zijn, de praktijk loopt, zoals zo vaak, daar mijlenver achter. Op een ander terrein is de invloed van het feminisme wel merkbaar, en duidelijk ook: de opvallende aardigheid en openhartigheid van de jongens die een brief schreven. Zouden er vijftien jaar geleden ook zo veel jongens gereageerd hebben op de oproep van een meisje met zo’n soort probleem? ‘Jongens zijn in het algemeen best begripvolle wezens, al zie je dat vaak aan de buitenkant niet,’ schreef er een. En hij raadt het meisje aan het ‘probleem’ aan de jongens met wie ze later misschien wil vrijen te vertellen. ‘Je zult zien dat er met hem zeer goed te praten valt; hou het eenvoudig en wees eerlijk, het zal blijken dat jouw probleem eigenlijk geen probleem meer is.’

Nelleke pakt weer een aantal brieven van de stapel voor een paar citaten. Een jongen die ook Voor Onszelf thuis heeft staan: ‘Je zus heeft inderdaad gelijk: ik heb er een boek op nageslagen (Voor Onszelf) waar dat ook bevestigd wordt. De enige ben je dus zeker niet (maar of je daar iets aan hebt?) Dan het andere punt: hoe vinden jongens het? Persoonijk zie ik het zo: als een meisje leuk is, heeft ze dus ook leuke borsten (klein dan wel groot), schaamlippen etc. Maar ik kan me voorstellen dat onervaren jongens raar staan te kijken (zouden ze sowieso toch doen, vanwege die onervarenheid).’

Een ander citaat: ‘Misschien dat het mogelijk is de boel operatief te verkleinen, wat me nogal pijnlijk lijkt, maar wat heb je aan die gein? Geniet jij dan meer als je met een jongen vrijt? Nee. Geniet hij meer? Nee. Of loop je hele dagen in je blootje buiten zodat iedereen je grote schaamlippen ziet? Nee. Zou je mij dan een plezier willen doen en ophouden je te schamen? (Misschien vind je het bovenstaande nogal simpel geredeneerd, ik ben tenslotte een jongen, heb geen kut en dus ook niet een dergelijk probleem. Maar neem maar van mij aan dat 95% van de jongens er net zo over zullen denken als ik .)’

En als het dan ook nog donker is, dan valt zoiets toch niemand op?

Een andere jongen: ‘Nou heb ik zelf niet zo’n grote ervaring in schaamlippen, maar ik denk dat ik je in ieder geval op twee punten gerust kan stellen: ten eerste, ikzelf zou het waarschijnlijk wel eigenaardig vinden, maar als het nieuwtje er af was, zou ik het niet lelijk vinden. Bovendien lig je normaliter niet voortdurend naar de kut van je vriendin te kijken. En punt twee is, dat de meeste jongens, zeker als het voor hun de eerste keer is, eigenlijk geen idee hebben van hoe een meisje er daar precies uitziet. Ga bij je zelf maar eens na of jij wel weet wat voor de lul en klootzak (wat een scheldpartij!) van een jongen nou “normaal’’ is of niet. En als het dan ook nog donker is, dan valt zoiets toch niemand op? Van mijzelf weet ik dat hoewel Ik het wel bij biologie gehad had, ik bij mijn eerste vriendin er echt geen idee van had waar nou precies wat zat.’

Een achttienjarige: ‘Ik ben zelf heel mager. Ik heb dit vroeger altijd verschrikkelijk gevonden, maar nu accepteer ik mijn lichaam zoals het is. Uniek. Gewoon mijn lichaam en dus mooi. Nu moet ik erbij zeggen dat dit wel gekomen is doordat mijn vriendinnetjes me erop attent maakten dat mijn lichaam niet lelijk is. (…) Hoor eens, als ik verliefd op jou zou zijn, dan vind ik alles fantastisch aan je. Dan heb ik het veel te druk met gek op je te zijn, om me nog druk te maken over zoiets (waarmee ik dus niet wil zeggen dat ik je probleem niet serieus neem). Als jouw eventuele vriend zich zou storen aan jouw schaamlippen, wat is dat dan voor een eikel. Nee, dan kan je beter mij als vriend nemen.’

Marilyn Monroe

Twee jongens van twaalf: ‘Je hoeft je niet zo te schamen, omdat andere kinderen ook wel zulke problemen hebben. Wij zijn een keer na gym onder de douche geweest en toen werden wij uitgelachen omdat wij zo’n kleine piemel hebben ( ± 2 cm ) Sinds die tijd durven wij niet meer onder de douche met de klas. Wij gaan pas weer als ze gegroeid zijn.’

Nog iemand die als een ridder voor het meisje opkomt: ‘Als ik jou was zou ik gewoon een vriend nemen die je leuk vindt en als hij daar op afknapt en bij je weg gaat heeft hij niet van je gehouden. En als hij het tegen z’n vrienden zou vertellen dan zal ik hem wel even wat vertellen, ik weet’ niet waar je woont, maar al moet ik heel Nederland rond dan zal ik hem krijgen. (…) En dat je met je beer slaapt geeft toch niet.’

Een jongen van drieëntwintig: ‘Bij jou is je probleem minder aan de oppervlakte, je krijgt er alleen mee te maken als mensen je van dichtbij naakt te zien krijgen. Dat zijn dan dokters en verpleegsters. Nou, die krijgen dagelijks zoveel excessen te zien, die lachen je echt niet uit, hoor en ze zullen je ook niet wegsturen omdat je anatomisch niet volmaakt bent.’ De tweede groep: je minnaars. Belangrijke groep. Alle jongens willen een lekker stuk (Marilyn Monroe, Brigitte Bardot), alle meisjes willen een lekker stuk (Rambo (?), David Bowie). Onzin dus, hè, als je verliefd bent dan ga je door het lint, ben je blind en stapelgek. Denk je nou echt dat je vriendje je afdankt omdat je kleine schaamlippen groter zijn dan je grote? Ik zou die jongen dan wel eens willen zien, samen met jou en dan gaan we eens fijn zijn goddelijk lichaam aan een onderzoek onderwerpen. Reken maar dat het lachen gieren brullen wordt… PS. Ik stotter, heb flaporen en een knoppies navel, m ’n rechterbeen is 3 cm te kort, ik heb wel mooie handen en heb ondanks alles een vriendin.’

Een andere jongen: ‘Ik weet dan wel niet veel van het vrouwelijk lichaam, maar weet dat jouw geval doodnormaal is. Maar als jongens toch gaan zeuren, vraag dan of ze ook perfect zijn. Ik denk dat veel dan naast de boot stappen, om het zo maar te zeggen. Ik denk dat jouw geval misschien heel aantrekkelijk is, hoor.’

Relativeren, relativeren is de boodschap. ‘Maak je toch geen zorgen, er zijn wel ergere dingen. Bv, een miskraam, dode familieleden enz. Stel dat je erg geestelijk gehandicapt zou zijn en elke dag een beetje hysterisch zou doen. Maar ja, dat is een heel ander onderwerp. Het valt toch niemand op? Of loop jij soms in je naakie op straat? In ieder geval, denk altijd aan dit gezegde: ieder huisje heeft zijn kruisje. Dat betekent: ieder mens heeft wel een gebrek. Ik heb namelijk een puistenkop. En mijn vriend heeft een grote moedervlek op zijn neus. Mijn moeder heeft te grote borsten. En zo heeft iedereen wel wat. Dat wou ik even zeggen.’

En op een ogenblik kwamen er toen brieven, vertelt Nelleke, van wat jongere kinderen die het nou wel welletjes vonden.’ Zoals deze: ‘Ik wil het hebben over schaamlippen. Ik vind het goed dat er een jongen of een meisje is die daar op reageert. Maar ik vind het het toppunt dat er een heel Achterwerk mee vol geschreven wordt. Er zijn ook nog andere kinderen die hun moppen kwijt willen, hoor.’ En toen er één zo’n brief in had gestaan kwamen er weer brieven van anderen die daar kwaad om waren, omdat je die moppen ook in andere bladen kunt vinden. En zo kun je eindeloos doorgaan.’

Ze heeft de serie die begon met ‘Het hoge woord is er uit’ nu gestopt. ‘Dat vond ik nog moeilijk, want hoe eindig je zoiets? Ik droomde over Beatrix die me een brief schreef dat ze te grote lippen had, en toen ik wakker werd moest ik daar wel om lachen. En ik wist meteen dat ik maar met een mop moest stoppen.’

Heb je het meisje van zestien nog gesproken?
Nelleke: ‘Ik heb haar opgebeld. Ze had drie weken in de zenuwen gezeten dat ik per ongeluk haar naam er onder zou zetten. Ze had ook al van alles verzonnen wat ze dan moest doen. Toen haar brief erin stond, had ze een rooie kop gekregen. En het is natuurlijk ook zo, dat het helemaal echt waar is, als je jezelf zo gedrukt ziet staan. ’

De telefoontjes. ‘Ontzettend veel mensen hebben gebeld, tientallen en dat komt eigenlijk zelden voor. Ze beginnen met: “Ik zeg mijn naam niet,” en dan komen er verhalen, vooral van ouderen over het jarenlange getob met dit soort problemen. Er belde een mevrouw van in de zeventig die altijd verschrikkelijke moeite had gehad met hetzelfde probleem als het meisje van zestien. Ze had een lieve man, maar zelf vond ze toch dat ze onvolmaakt lichaam had. Tot haar man iets, een ontsteking aan z’n penis kreeg en ze samen naar de dokter gingen, waar zij het woord moest doen. Dat was een triomf voor die mevrouw, dat haar man nu ook eens iets had. ’

Vooral rond de leeftijd van vijftien, zestien jaar is de onzekerheid groot, zegt Nelleke. ‘Ik krijg heel veel brieven waaruit je kunt lezen dat onzekerheid het grootste probleem is. Je voldoet niet aan wat mén van je verwacht. Je ziet er anders uit, je bent een “kakker”, of je bent een studiefriek, of je onderscheidt je op een andere manier van de rest. De terreur van de klas waar zo iemand dan in zit, dat is het ergste wat je op die leeftijd mee kunt maken. Én ik denk dat er eigenlijk ook iets fout is met die voorlichtingsboekjes die middelbare scholieren zien. Men gaat uit van wat normaal is. Waar zie je nou scheve pikkies en zo?’

Ze vertelt dat ze een vertrouwensarts belde over de brief en dat die man direct zei: ‘O, ’t is een fluitje van een cent om het te laten opereren. Het is een kleine ingreep, zo gebeurd.’ Hij belde me later weer op om me te vertellen dat hij zo getroffen was door de reacties op die brief. Hij vond nu ook dat dokters te snel aankomen met de oplossing van een probleem, zoals met ingrepen en zo. Zelf was hij er, door die reacties, anders over gaan denken.’

Schoolartsen

Bij de brieven zaten een paar die op de mogelijkheid van een operatie wezen, maar het waren er maar een paar. Je zou kunnen zeggen dat het kennelijk niet automatisch bij mensen opkomt om iets waar ze last van hebben, weg te laten halen. Of omdat ze niet eens op de gedachte komen, óf omdat zè het niet als een medisch probleem zien. Wat het, benadrukt Nelleke, een enkele keer echt wel is.

In de laatste Achterwerk nam Nelleke van der Drift een brief op van een jeugdarts die ‘het meisje van zestien’ een hart onder de riem stak en schreef dat ze zich vooral niet moest schamen voor iets dat veel vaker voorkomt. Maar Nelleke kreeg ook een paar brieven van schoolartsen die zeiden dat het probleem nooit voorkwam en die er dus ook nooit over gehoord hadden. Terwijl het volgens deskundigen bij misschien wel de helft van alle vrouwen voorkomt. De suggestie van die schoolartsen w as: het bestaat niet, want wij hebben er nog nooit iets van gemerkt. ‘Zo verdomd arrogant. Ze denken dat ze alles van kinderen weten, omdat ze er dagelijks mee om gaan. In plaats van dat ze inzien dat dit soort problemen zo moeilijk liggen dat bijna niemand er ooit over durft te praten.’ Want dat is haar wel opgevallen, zegt ze, iedereen met wie ze over de brief ‘Het hoge woord is er uit’ praatte, vond het een precair onderwerp. ‘Maar iedereen vertelt me ook dat het zo moedig van dat meisje is dat ze deze brief heeft geschreven.’