Een twintigtal zwarte kindjes staat om een Afrikaanse apenbroodboom. Allemaal dragen ze smetteloos witte kleren en vrolijk zingen ze: ‘I love you, Afrika.’ De melodie raakt je, de tekst die in beeld verschijnt ook: ‘Er zijn 1 miljard redenen om te geloven in Afrika.’ Terwijl de wereld lijdt, gaat het met Afrika fantastisch, is de boodschap. Het is een commercial van Coca-Cola. Coca-Cola heeft goed nieuws voor Afrika, melden de kranten halverwege 2015: de multinational gaat 17 miljard dollar investeren in werkgelegenheid op het continent. Ook goed nieuws is er voor India, waar Coca-Cola 5 miljard gaat investeren, onder meer in een schoonwaterproject. Want, zo meldt het bedrijf, ‘wij focussen op gezondheid.’ In India wordt middels een commercial getoond hoe Coca-Cola je leven kan veranderen. De jonge bruid Alia is bang om met haar aanstaande te trouwen. Hij vraagt haar steeds wat zij wil, en ze reageert schichtig. Dan weet ze plotseling wat haar gelukkig kan maken. Ze opent haar mond en zegt met een brede lach: ‘Coca-Cola.’ Want Coca-Cola maakt iedereen blij, is de boodschap van de frisdrankgigant. Delivering happiness around the globe, noemt Coca-Cola het.
Vurige lobby
Maar volgens Marion Nestle, voedingsdeskundige en professor aan de New York University, is het heel iets anders. Coca-Cola en PepsiCo, de twee multinationals die samen een wereldmonopolie hebben in de frisdrankindustrie, voelen de hete adem van de kritische Amerikaanse consumenten in hun nek. En van de overheid. ‘Drink water en geen frisdrank,’ adviseert de Amerikaanse overheid haar burgers halverwege januari 2016 in de nieuwe Amerikaanse versie van de schijf van vijf. Dat is groot nieuws, want zo stellig was de overheid nooit eerder.
Amerikanen drinken gemiddeld nog steeds 120 liter suikerhoudende frisdrank per jaar. Maar dat was in 1990 nog 200 liter. De VS begint langzaam in te zien dat een Amerikaanser dan Amerikaans product misschien wel helemaal niet zo ‘sympathiek’ is als het lijkt. Gezond is het evenmin. Tientallen studies hebben inmiddels uitgewezen dat een hoge inname van suikerhoudende frisdranken kan leiden tot diabetes. Tot ongenoegen van PepsiCo en Coca-Cola, die op hun beurt wetenschappers betalen om het tegendeel te bewijzen. Coca-Cola en PepsiCo zijn samen nog altijd goed voor een wereldwijde omzet van ruim 100 miljard dollar (2014).
Nestle: ‘Maar ze ervaren meer tegengas in de VS. Daarom maken ze een duidelijker keuze en richten ze zich op ontwikkelingsgebieden in de wereld. Ze kunnen daar nog wel even vooruit met de boodschap dat ze vooral voorspoed komen brengen.’
Marion Nestle is de auteur van Soda Politics. Taking on Big Soda (and Winning), een boek dat in de Amerikaanse pers werd omschreven als een breedsprakig pamflet tegen de frisdrankindustrie en tegen de vurige lobby in Washington. Voorspoed brengen doen de frisdrankgiganten volgens haar ‘allesbehalve’. Het boek van Nestle verschijnt in een tijdperk waarin Amerikanen dat zijn gaan inzien, en zeggen dat ze bewuster omgaan met frisdrank. In 2002 zei 41 procent van de Amerikanen volgens opiniepeiler Gallup ‘bewust geen frisdrank te consumeren’. In 2014 liet 63 procent van dezelfde groep ondervraagden weten ‘weloverwogen nooit frisdrank te kopen of drinken’. The New York Times schreef onlangs een groot verhaal over de ‘decline of soda’, de achteruitgang van frisdrank. Dertig redacteuren van de krant werkten aan de productie. Volgens de krant is ‘de afname van frisdrankconsumptie in de VS de grootste verandering in het voedselpatroon van de gemiddelde Amerikaan’.
Symbool voor vrijheid
Want een flesje cola, dat hoort bij Amerika als de Star-spangled banner, de hamburger en het Witte Huis. De twee grote producenten van frisdrank, PepsiCo en Coca-Cola Company, komen uit de VS. De allereerste cola werd hier gedronken, in Atlanta in 1886. In die tijd verkocht Coca-Cola in Atlanta 9 glazen cola per dag. Vandaag de dag zijn dat 1,9 miljard glazen Coca-Cola per dag, wereldwijd, aldus het bedrijf.
Tegenwoordig wordt frisdrank in de VS vooral nog gedronken door laagopgeleide, zwarte en Latijns-Amerikaanse mannen.
Tijdens de Amerikaanse drooglegging begin vorige eeuw bood Coca-Cola het perfecte alternatief voor alcohol. Het donkerbruine drankje dat prikt in de mond (refreshing, verfrissend, noemde Coca-Cola dat gevoel zelf toentertijd – en nog steeds) werd populair dankzij slogans als ‘Red, White and You’, en ‘The Great National Temperance Beverage’ (vrij vertaald: ‘het fantastische nationale drankje voor gematigden’). Cola stond voor vrijheid in Amerika, dachten ook de freedom fighters in de jaren zestig. Tijdens de beroemde sit-ins, waarbij zwarte jongeren uit protest in hun zondagse kleding aan een bar gingen zitten waar slechts blanken mochten zitten, werd vanwege de symboliek cola besteld. De slogan ‘America’s Real Choice’ laat zien hoe gericht Coca-Cola in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog was op haar thuisland. Cola, schrijft antropoloog Carole Counihan in haar boek Food in the USA, ‘stond vanaf het begin overal in Amerika op tafel. Bij de allerarmsten én bij de allerrijksten. Lange tijd stond het drankje symbool voor vrijheid.’ Soldaten in de Tweede Wereldoorlog dronken het, de beelden van Amerikaanse militairen die een blikje fris aan de lippen zetten, gingen de wereld over. Coca-Cola en Pepsi waren voor iedereen en werden – ook dankzij ruime marketingbudgetten – onderdeel van de American Dream.
Tegenwoordig, zo laten de opiniepeilers zien, wordt frisdrank in de VS vooral nog gedronken door laagopgeleide, zwarte en Latijns-Amerikaanse mannen van middelbare leeftijd. Het is dan ook van groot belang, vindt Nestle, dat deze mannen, en hun families, betere voorlichting krijgen over wat frisdrank met je kan doen. Tien procent van de Amerikanen drinkt zeker vier blikjes frisdrank per dag.
Verkeerde energie
De twaalfjarige klasgenoten Dismary Santos, Steven Bouilla en Lismary Gonzalez uit New York kwamen onlangs thuis van school en vertelden tijdens het avondeten vol ongeloof het volgende: in een blikje frisdrank zitten zeker tien klontjes suiker. De rijst met kip stond bij de Dominicaanse familie Bouilla op tafel naast een tweeliterfles Sprite. Steven woont met zijn vader, moeder en twee zussen in The Bronx: ‘Als je moe bent, moet je cola of Sprite drinken, zegt mijn moeder altijd.’ Stevens moeder werkt parttime in een restaurant. Zijn vader werkt als bouwvakker. De familie krijgt van de staat New York voedselbonnen om rond te komen en heeft volgens Steven 350 dollar per maand te besteden aan eten en drinken.
Steven ontdekte tijdens een les op school waarom hij van zijn moeder meekreeg dat je wakker wordt van cola of Sprite. ‘Er zit cafeïne in, maar ook ontzettend veel suiker. En daar krijg je energie van.’ ‘De verkeerde energie,’ vult docent Corey King aan. Het klaslokaal op de tweede verdieping van de Salomé Ureña de Henríquez school op de kruising van de 196th Street en Broadway in het New Yorkse Harlem hangt vol met posters met Spaanse teksten. De leerlingen van deze school spreken thuis Spaans en krijgen deels in hun moedertaal les. De les over voedselbewustzijn is in het Engels. ‘Miss Corey’ laat zich dit achtste uur niet afschrikken door de enkeling die moedeloos het hoofd tussen de armen laat rusten op de lessenaar. ‘Wie weet waarom we spreken over verkeerde energie?’ Dismary Santos geeft antwoord: ‘Omdat de suikers je kort een oppeper geven. Heel anders dan de suikers in een appel.’
Tijdens de Amerikaanse drooglegging begin vorige eeuw bood Coca-Cola het perfecte alternatief voor alcohol.
Alyson Abrami, directeur van de Childrens Aid Society, zit achterin de klas en knikt tevreden. Het is precies waarom haar organisatie op vrijwillige basis les komt geven op achterstandsscholen. Het zijn lessen waarin de organisatie kinderen van de – vooral zwarte – scholen in The Bronx en Harlem bewust wil maken van wat er in hun mond gaat en waarom. De les vandaag is de tweede die deels over frisdrank gaat. In de buurt Harlem waar de school staat, lijdt volgens een onderzoek van de stad New York 1 op de 4 kinderen aan serieus overgewicht. Volgens het Center for Disease Control (CDC) is dat getal landelijk 17,2 procent, tegen 13,9 procent van de Amerikaanse kinderen in 2000. Ook Lismary Gonzalez geeft toe dat ze moet oppassen wat ze eet. En drinkt. ‘Nadat ik vorige week leerde wat er in frisdrank zit, ga ik het nooit, maar dan ook nooit meer drinken,’ zegt ze stellig.
Sodatax
Je hele leven geen frisdrank meer drinken, dat lijkt Nestle onverstandig. ‘Je mag best een keer frisdrank nuttigen, als je jezelf wilt verwennen. Maar weet wat frisdrank op lange en korte termijn met je doet. En wat doet het met je als je het drinkt als water? Vaak krijgen deze kinderen dat thuis niet mee.’
Voorlichting is dus van belang. Maar dat niet alleen. Nestle wil dat diëtisten, scholen en artsen zich veel fermer gaan verzetten tegen de frisdranklobby in Washington. Want dat die er is, staat buiten kijf, maar hoeveel lobbyisten dagelijks door de gangen van het Capitool struinen om hun punt te maken, is niet na te gaan. Wel weten we dat belangenorganisaties als de American Beverage Association de laatste jaren steeds grotere budgetten vrijmaken voor de lobby tegen belastingen op frisdrank. In steden als New York, San Francisco en Philadelphia werd door politici de laatste jaren op z’n minst gesproken over de lokale invoer van frisdrankbelasting. Een van de voorstellen was een nickel (5 cent) of dime (10 cent) per 33 centiliter frisdrank op de prijs. De sodatax kwam er bijna nergens. In Philadelphia schonk de American Beverage Association ruimhartig aan een kinderziekenhuis, waarna de belasting van de politieke agenda verdween. Alleen in het super-liberale Berkeley in Californië stemde 76 procent van de inwoners voor een extra belasting op suikerhoudende frisdranken. De voormalige burgemeester van New York Michael Bloomberg wilde de verkoop van grote bekers (big gulp genoemd) verbieden. ‘Nee,’ zeiden de burgers massaal in een referendum.
Ook op federaal niveau worden politici aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Volgens de Amerikaanse wet zijn bedrijven verplicht bekend te maken hoeveel budget ze vrijmaken en hoeveel personeel ze inhuren om ze te vertegenwoordigen in Washington. De American Beverage Association gaf in 2008 700.000 dollar uit aan lobbywerk in Washington, DC. In 2009 werd dat plots 19 miljoen dollar, blijkt uit cijfers van OpenSecret, een organisatie die alle donaties aan politici bijhoudt. Coca-Cola’s uitgaven op dit vlak stegen van 2,5 miljoen in 2008 naar 9,4 miljoen in 2009 en PepsiCo gaf in plaats van 1,1 miljoen liefst 9,2 miljoen uit. De reden was eenvoudig: het Amerikaanse Congres sprak over een frisdrankbelasting voor suikerhoudende dranken. De totaal 38 miljoen dollar waren het waard: in het Congres was na een paar maanden veel minder belangstelling voor een mogelijke wet die de belasting zou verplichten.
‘Bij elk initiatief of plan dat de frisdrankindustrie benadeelt, wordt Washington overstroomt door lobbyisten,’ zegt Nestle. ‘Ze beloven geld te storten in de campagnekas van leden van het Congres. Dat vind ik obscuur. Het enige wat de frisdranklobby moet doen, is de overheid ervan bewust maken dat de industrie wordt beïnvloed. De meeste ontmoetingen tussen lobbyisten en overheidsmedewerkers vinden plaats achter gesloten deuren. Maar kijk eens naar dit voorbeeld, dat wel bekend is: in 2012 kwamen lobbyisten vaker dan ooit op het Witte Huis om met medewerkers te spreken. De overheid had net een rapport uitgebracht waarin stond dat de frisdranken op scholen nooit meer dan 25 calorieën per consumptie mochten bevatten. Dat zou betekenen dat PepsiCo zelfs de kleinste flesjes Gatorate, een energiedrankje, niet zou kunnen verkopen. Plotseling werd dat cijfer verhoogd naar 40 calorieën per consumptie. Dan weet je gewoon dat de frisdrankindustrie heeft gewonnen.’
Op dit moment wordt op staatsniveau in New York gesproken over de invoer van een wet waardoor winkeliers geen twee- of drieliterflessen frisdrank mogen verkopen aan minderjarigen. De winkeliers zouden aan de kassa om een legitimatiebewijs moeten vragen.
Met cola wakker worden en naar bed
Die tweeliterflessen vliegen bij de Ellwood Deli op de hoek van Ellwood Avenue en Nagle Avenue in het uiterst noordelijke puntje van Manhattan de winkel uit. Het is even na half vier op een donderdagmiddag. De middelbare school en de drie middle schools (vanaf 11 jaar) die zijn gevestigd in het Salomé Ureña de Henríquez schoolgebouw zijn net uit. De winkelier – ‘noem me Enrique’ – rekent de ene na de andere grote fles frisdrank af: het zijn stuk voor stuk grote tweeliterflessen cola, Schweppes Ginger Ale en Coco Rico Coconut Soda. Een tweeliterfles kost bij Enrique twee dollar: ‘Een mooie, ronde prijs.’ Een fles water van 750 centiliter is net zo duur. ‘Dat koopt bijna niemand hier,’ zegt Enrique. Op het sportveld voor de school zitten de meisjes op bankjes. Grote zakken chips gaan rond, iedereen heeft zijn eigen fles frisdrank voor zich op de grond staan. De jongens spelen basketbal. Hun flessen fris staan tegen het hek van het veld.
Het is precies het probleem dat Alyson Abrami, directeur van Childrens Aid Society, omschrijft voor aanvang van de les in New York: ‘De kinderen in achterstandswijken zitten op scholen waar niets wordt gedaan aan voorlichting over gezond eten en drinken. Daar zijn wij mee begonnen. We praten met leerlingen over wat frisdranken met zoveel suiker met je doen. Maar als de leerlingen na de les naar buiten lopen, zijn ze in een andere wereld. Ze worden omringd door winkels waar je niets anders kunt kopen dan diezelfde frisdrank.’ Het kleine wandelingetje van de Salomé Ureña de Henríquez campus in Harlem naar de metro op 190th Street brengt de schoolgaande jeugd langs drie winkels vol frisdrank en ongezonde broodjes. Volgens David LaRocca, directeur van een soortgelijke stichting die het Healthy Living Initiative van de Harlem Children’s Zone heet, staan de meeste kinderen in Harlem ’s ochtends op met een beker cola en ‘gaan ze ermee naar bed’.
Ongrijpbare bedragen
Dat is precies zoals Coca-Cola en Pepsi het graag zien, zegt Nestle als ze het voorbeeld hoort. ‘De gigantische bedragen die de twee multinationals investeren in hun positieve imago’s, daar kan een lesje in suikerklontjes niet tegenop.’ Miljoenen aan marketingbudget zorgen ervoor dat sterren als Beyoncé (Pepsi) zich verbinden aan het product. Coca-Cola is wereldwijd nog altijd een van de merken die worden omschreven als sympathiek (dankzij slogans als ‘real happiness’ en, sinds begin dit jaar: ‘Always real’). In 2014 gaf Coca-Cola 3,5 miljard dollar uit aan marketingcampagnes.
Het zijn ongrijpbare bedragen voor de jongeren uit The Bronx en Harlem die les krijgen over frisdrank. Miss Corey probeert te vertellen waarom water echt beter is voor de gezondheid, maar de les is bijna ten einde en de belangstelling is afgenomen. ‘Als je frisdrank drinkt, dan heeft je lijf nog steeds dorst. En in frisdrank zitten helemaal geen voedingswaarden,’ probeert ze nog. Steven Bouilla neemt een slok van een bekertje water. ‘Dat kan wel zijn,’ zegt hij, ‘maar dit smaakt echt helemaal nergens naar.’
Republikeinen versus Democraten
‘Zoals met politieke partijen zijn er in de frisdrankindustrie maar twee die meetellen. Coca-Cola, het drankje van de Democraten. En Pepsi, de verfrisser van de Republikeinen,’ schreef Kurt Eichenwald in 1985 in The New York Times, net na de inauguratie van Ronald Reagan. Toch ligt het niet zo eenvoudig, al gaat de relatie tussen frisdrank en politiek ver terug.
Opperbevelhebber tijdens de Tweede Wereldoorlog Dwight Eisenhower liet in 1941 aan de toenmalig Coca-Cola-directeur Robert Woodruff weten dat alle uitgezonden Amerikaanse soldaten voor 5 cent moesten kunnen beschikken over een Coca-Cola-consumptie (naar verluidt verscheepte Coca-Cola 3 miljoen blikjes cola). Woodruff schonk daarna een deel van zijn vermogen aan Eisenhower, toen die laatste in 1952 campagne voerde om namens de Republikeinen president te worden.
Pepsi en de familie Roosevelt waren goede vrienden. De zoon van Franklin D. Roosevelt, James, leidde in de Tweede Wereldoorlog een Pepsi-franchise. James inviteerde Pepsi-directeur Walter Mack voor een feestje op het Witte Huis.
Tussen de Kennedy’s en Coca-Cola bestond er weinig warmte, zo schrijft Frederick Allen in zijn boek Coca-Cola. Het verhaal. Dat komt waarschijnlijk doordat de vader van president John F. Kennedy ooit een Coca-Cola-fabriek wilde openen in het buitenland. Maar Coca-Cola-directeur Woodruff schijnt daar een stokje voor te hebben gestoken.
Tijdens zijn campagne in 1992 riep Bill Clinton nog tegen wie het maar wilde horen een groot fan te zijn van frisdrank, van welk merk dan ook. In 2006 was Clinton een van de lobbyisten die ervoor zorgden dat suikerhoudende frisdrank niet meer op scholen werd verkocht. Zijn politieke mentor, senator J.W. Fulbright uit Arkansas, was een echte Coca-Cola-man. Hij wilde een Coca-Cola-fabriek in Arkansas gaan leiden, maar ook dit vond Coca-Cola geen goed idee.
In het laatste verkiezingsjaar, 2012, stortte Coca-Cola van de in totaal 2,9 miljoen aan politieke donaties het merendeel aan de Republican Governors Association (750.000 dollar). Aan Barack Obama’s herverkiezingscampagne gaf Coca-Cola 54.000 dollar. Pepsi op haar beurt gaf van de totaal 1,1 miljoen aan donaties 50.000 dollar aan presidentskandidaat en Republikein Mitt Romney, maar gaf ook 61.000 dollar aan de Democratic Governors Association.
Toen Jeb Bush bekendmaakte dit jaar een gooi te doen naar het presidentschap noemde het satirische nieuwsprogramma The Daily Show de familie Bush en de familie Clinton, ‘de Coke and Pepsi of politics’
Maartje van Hoek woont in New York en is freelance correspondent voor onder meer Vrij Nederland, de Volkskrant, Het Parool, De Standaard, Knack, Quote en LINDA.