Film

wanneer is het grappig om een bepaalde groep mensen uit te lachen? Een interessante vraag waarover dikke boeken te schrijven zijn zonder definitief antwoord. In filmkomedies geldt in het algemeen, zou ik zeggen, dat de regisseur sympathie moet hebben voor zijn slachtoffers. Ze mogen tegenslag na tegenslag te verduren krijgen – graag zelfs – maar uiteindelijk moet de kijker het gevoel hebben naast het slachtoffer te staan en niet tegenover.

Aan die regel houdt (Untitled) zich niet. De modernekunstwereld van New York die erin wordt geportretteerd, wordt belachelijk gemaakt vanuit de houding ‘moet je hen daar zien met hun gekke dingen!’

Zo zit er een stukje avant-gardemuziek in waarin tegen een emmer wordt geschopt. Alleen dat feit al – dat er tegen een emmer wordt geschopt – wordt gepresenteerd als een grote grap en wordt eindeloos uitgemolken. Die gekke moderne muzikanten ook! Laten ze gewoon over kattendarmen strijken, zoals iedereen.

Dat een emmer misschien een mooi geluid...