Mijn grootvader is vermoord in Sobibor. In dit dorpje in Oost-Polen stond in de Tweede Wereldoorlog een efficiënt vernietigingskamp – gedeporteerden die ’s ochtends met de trein aankwamen, werden meestal voor de avond viel vergast. De kampbewaarders die ze uit de trein haalden, zorgden ervoor dat ze meteen naar de gaskamers werden gedreven, soms met geweld.

Een van die kampbewaarders zou John Demjanjuk zijn geweest, de negenentachtigjarige man die vorige week vanuit de Verenigde Staten naar München is overgebracht in afwachting van zijn proces.

In mijn jonge jaren fantaseerde ik over mijn grootvader, hoe het zou zijn geweest als hij nog had geleefd. In mijn gedachten was hij een suikeropa; hij had voor de oorlog een groothandel in speelgoed en dat sprak enorm tot mijn verbeelding. Maar hij kwam niet meer terug, net zomin als de andere 34.313 Nederlanders die naar Sobibor werden gedeporteerd en van wie maar achttien het kamp hebben overleefd.

Sommige kinderen van...