Wat nu speelt, is een ingewikkelde botsing tussen mensen- en burgerrechten: in het algemeen is het voordeliger een Duitser te zijn dan een Afghaan of Syriër.

De vastberaden zin waarmee Merkel het vluchtelingen probleem wil aanvatten – ‘es bleibt dabei, wir schaffen das’ – moest meteen weer worden ingeslikt. Haar aanvankelijke optimisme valt alleen te begrijpen als je de beelden voor je ziet van al die juichende DDR-burgers die zich van Oost- naar West-Berlijn begaven op 9 november 1989. De DDR: 16,11 miljoen mensen, die allemaal zijn opgegaan in dat ene onverdeelde Duitsland. Nog steeds duizelt het je als je denkt aan de krankzinnige problemen waarvoor de (West-)Duitse regering gesteld werd: de adoptie van een compleet land. Maar het lukte, met pijn, narigheid en extra belastingen.

Ja, iedereen sprak de Duitse taal, iedereen had van Heinrich Heine gehoord, maar zoals de schrijver György Konrád al retorisch opmerkte: ‘Wat zal er overblijven van het communisme? Al die communistische mensen.’ Nog steeds, zestien jaar na de Duitse eenwording, ijlt dat verschil tussen het westerse en het communistische Duitsland na. En het is niet zo dat de mensen die nog niet zo lang geleden legaal konden ‘vluchten’, extra begrip opbrengen voor mensen die van veel verder moeten komen. Integendeel, juist in het voormalige Oost-Duitsland leeft de antipathie tegen die andere, on-Duitse vluchtelingen het hevigst.

De politieke wil van Merkel, die begrijp ik, zeker gezien haar eigen verleden, maar zoals altijd biedt die geen garantie voor de toekomst. Ook wij Nederlanders kunnen denken aan de mensen uit de Oost die na de onafhankelijkheid van Indonesië verhuisden naar en opgingen in het moederland. Dat gebeurde trouwens veel minder soepel dan de gevestigde Nederlanders graag wilden geloven – maar het gebeurde. Migratiespecialist Leo Lucassen gebruikt het om de angst voor een onbekend aantal vluchtelingen naar Europa te relativeren. ‘Wij kunnen het, want wij hebben het eerder gedaan,’ roept hij de Nederlanders toe. Hij moet ook wel toeteren, om de gigantisch verschillen te overschreeuwen tussen toen en nu. De Syrische vluchteling heeft zelfs niet vagelijk de trekken van tante Lien.

De Duitse eenwording lukte wél, met pijn, narigheid en extra belastingen. Wat nu speelt, is een ingewikkelde botsing tussen mensen- en burgerrechten. Die twee overlappen voor een deel, maar lang niet helemaal. Dat de meeste vluchtelingen naar Duitsland willen is niet vanwege Heinrich Heine, maar vanwege de Duitse verzorgingsstaat, die veel uitgebreider is dan die in Macedonië of Servië. Wij zijn allemaal mensen inderdaad, maar in het algemeen is het voordeliger een Duitser te zijn dan een Afghaan of Syriër. Dat is in filosofische zin onbevredigend, maar wel de politieke realiteit. Iedereen die in abstracto over menschen spreekt, haalt het politieke element uit de redenatie. Nederlanders kennen burgerrechten, inwoners van de EU kennen die, en nee, die gelden niet onverkort in het Midden-Oosten of Sri Lanka. Wie de wereld grenzeloos wil maken, heft in principe elke idee van natie of politieke eenheid op. Dat lijkt grootmoedig, maar is grenzeloos naïef. Ik zou niet graag de last van de valse hoop dragen, die zoveel blijmoedige migratiespecialisten uitventen.

‘Noorwegen bestaat niet.’ Dat schreeuwt de filosoof Slavoj Žižek de vluchtelingen toe in De Groene Amsterdammer, een blad waarvan ik vrees dat het niet stukgelezen wordt aan de Hongaarse grens. Het idee is duidelijk: wie aan veiligheid denkt, en aan de bijna onvoorstelbare luxe van de saaiheid, denkt aan Noorwegen. Maar zet dat droombeeld uit je hoofd, zegt Žižek. Er is maar een piepklein deel van de wereld dat lijkt op Noorwegen – en dat is Noorwegen. De rest van de mensheid verblijft voorlopig elders.
Gelukkig weet de marxist Žižek dat de vluchtelingencrisis een ‘structurele noodzakelijkheid van het hedendaagse mondiale kapitalisme’ is. Zou het, in Syrië en Irak? Ze kunnen daar wel wat meer structuur en kapitalisme gebruiken.
Zo zingt ieder vogeltje zoals het toch al gebekt was.