In geschrift pakte W.F. Hermans zijn jonge collega Maarten ’t Hart soms stevig aan, maar in het echt bleek hij een totaal ander mens.

Willem Frederik Hermans heb ik tweemaal ontmoet. De eerste keer bij een televisieprogrammavan Aad van den Heuvel waarvoor wij beiden waren uitgenodigd.

Mij was bij die gelegenheid Hermans zelfs als lokaas voorgehouden. ‘Weet je wie er komt, W.F. Hermans, nou, dan wil je vast en zeker ook dolgraag komen.’

Veel gelegenheid om mij met Hermans te onderhouden kreeg ik destijds niet. Ik kwam naast hem terecht en we konden ons, voorafgaande aan de uitzending, slechts fluisterend met elkaar onderhouden.

Niettemin praatte Hermans, nadat wij elkaar de hand hadden geschud, stevig op mij in. Hij woonde toen al enige tijd in Parijs. Hij zei tegen mij, en dat verbaasde mij nogal, want hij was immers, alle banden met de universitaire gemeenschap doorsnijdend, met vliegende vaandel en slaande trom uit Groningen vertrokken: ‘Meneer ’t Hart, u moet nooit,...