De verzwegen moordpartij van Palembang
Op 4 januari 1947 seinde H. J. Wijnmalen, hoofd van de Tijdelijke Bestuursdienst in Palembang, een bericht naar de Nederlands-Indische regering in Batavia. Hij meldde dat er bij een militair treffen ‘twee Chinezen en één Indonesiër werden gedood’ en voorts ‘nog enkelen’. Daarmee deed Wijnmalen de waarheid op grove wijze geweld aan. Er vielen vermoedelijk duizenden doden in de Zuid-Sumatraanse stad tijdens die eerste dagen van 1947. Het Rode Kruis zou later spreken van 2000 tot 3500 doden. De stad was een rokende puinhoop na aanvallen door de Nederlandse luchtmacht, de marine en gevechten in de straten. De burgerbevolking was totaal verrast omdat de luchtaanvallen in flagrante strijd met het internationaal oorlogsrecht niet van tevoren waren aangekondigd.

Toch kregen de gebeurtenissen in Palembang in de Nederlandse media en het parlement nauwelijks aandacht; de autoriteiten hadden na ‘zuiveringen’ de rust hersteld. Ook in de Nederlandse geschiedschrijving is de moordpartij in Palembang onbeschreven gebleven. Maar in Indonesië leeft de herinnering aan de slag om Palembang wél voort. Daar wordt het gezien als de eerste grote oorlog tussen de Nederlanders en de Indonesiërs waar zowel ter land, ter zee (de rivier de Moesi) als vanuit de lucht aanvallen werden uitgevoerd. Op een centraal plein in de stad staat een groot standbeeld dat de doden eert van de gebeurtenis die daar de ‘oorlog van vijf dagen en vijf nachten’ is gedoopt.

Gerelateerd