‘Tu quoque’, zegt de gymnasiast. ‘Jij, net zo.’ De jij-bak is de oudste retorische truc van de wereld maar werkt nog onverminderd. Het oerschema is eenvoudig: persoon A merkt op dat te veel wijn drinken slecht is voor de gezondheid. Persoon B antwoordt: ‘Maar jij drinkt zelf veel.’ Waarna er hooguit iets is geconstateerd over de karakterzwakte van persoon A, maar nog niets over de geldigheid van de stelling.

Sinds de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, aangenomen door de Verenigde Naties in 1948, regent het politieke jij-bakken. Misschien goed te weten dat er acht landen waren die zich in 1948 onthielden van stemming, waaronder de Sovjet-Unie, Zuid-Afrika en Saoedi-Arabië: de communistische, de apartheids- en de religieuze dictatuur zagen meteen het gevaar van individuele mensenrechten voor het voortbestaan van hun regimes. En terecht, want in al die systemen is de weerspannige eenling of de minderheid een lastige bromvlieg die zo snel mogelijk...