Etgar Keret schrijft niet uitgesproken mooi en zijn vertellingen zijn soms wel érg terloops. Waarom raken ze me dan toch zo, vraagt Jeroen Vullings zich af.
Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

Eigenlijk verbaast het mij dat ik de verhalen van Etgar Keret (Ramat Gan, 1967) zo goed vind. Natuurlijk kan ik nu een lofzang houden, met gemak zelfs. Want ja, het korte verhaal is zijn onverwisselbare niche. Hij schrijft op de korte baan vaak absurdistisch, terwijl zijn proza gegrondvest is in alledaags realisme; die spanning daartussen zorgt voor het verrassingselement in zijn onvoorspelbare verhalen. Hij schrijft over de Israëlische samenleving op een prettig niet-ideologische manier. Dus zonder de socialistische idealen waarmee oudere schrijvers uit zijn land nogal eens behept zijn. Kerets Israël is eerder het moderne Israël, waar het kapitalisme en het ultrareligieuze hand in hand gaan. Maar ook die termen doen wat wezensvreemd aan bij Keret, hij is geen termenschrijver. Het gaat,...