Ze keken hun ogen uit, Jacob Roggeveen en zijn bemanningsleden, toen ze op paaszondag 1722 in de Stille Oceaan, ruim drieduizend kilometer voor de Chileense kust, een hoogst curieus eiland uit zee zagen opdoemen. De stranden stonden vol reusachtige stenen beelden, ‘meer dan tien meter hoog’, hoewel het eiland er toen ze dichter bij kwamen kaal, rotsachtig en onvruchtbaar uitzag. In zijn scheepsjournaal vroeg Roggeveen zich af waar die beelden vandaan kwamen, maar meer nog hoe men die daar, ‘verstoken van zwaar en dik hout en sterk touwwerk’, had kunnen oprichten. Een halve eeuw later bezocht Cook het eiland, dat Rapa Nui heette, maar inmiddels was omgedoopt tot Paaseiland: de beelden waren voor een groot deel van hun voetstuk gestoten en kapot geslagen. Dat maakte de raadsels alleen maar groter. Als hier een beeldenstorm had gewoed, wat kon daar in godsnaam de aanleiding voor zijn geweest? Welk conflict was hier uitgevochten?

Sindsdien heeft het Paaseiland reizigers,...