Essay

‘Wij wenschen een politie waarvan zo weinig mogelijk worde gezien en waarvan zo weinig mogelijk worde gehoord.’ Het zijn woorden van Johan Thorbecke, de grote liberale staatsman die het Nederlands staatsbestel ontwierp. Tot ver in de negentiende eeuw koesterden liberale en conservatieve politici het ideaal van de nachtwakersstaat. De overheid moest voor een minimum aan regels en orde zorgen en een aantal essentiële publieke taken uitvoeren, maar verder moesten burgers zichzelf maar redden.

Vergelijk dat eens met het regeerakkoord van het kabinet-Rutte, een verre nazaat van Thorbecke: ‘Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Randvoorwaarde voor vrijheid en vertrouwen is een omgeving die niet onveilig is en waar geen gevoelens van onveiligheid heersen.’ Dit is een zeer ambitieuze belofte. Een omgeving kan namelijk per definitie alleen maar ‘niet onveilig’ zijn als er geen misdadigers zijn. Alle criminelen van de straat halen is op zich al een zeer hoog gegrepen...