16-08-2008
Door Thijs Niemantsverdriet

Op een woensdag­middag in juli, rond een uur of zes, dromt een dertigtal journalisten samen rond een flatscreentelevisie. We zijn op een redactie in het Aziatische deel van Istanbul, met fraai uitzicht over de Bosporus. De verslaggevers, gemiddeld rond de dertig jaar en overwegend ongeschoren, turen gespannen naar het beeldscherm.

Op de televisie verschijnt een man met een snor. Voor zijn neus staat een batterij microfoons. Het is de opperrechter van het Constitutionele Hof. Hij gaat vertellen of het hoogste juridische orgaan van de Turkse Republiek zal voldoen aan het verzoek van de openbare aanklager: verbod van de regerende islamitische AK-partij (of AKP) en verbanning uit het politieke leven van eenenzeventig van haar leden, onder wie premier Recep Tayyip Erdogan en president Abdullah Gül. Hun vergrijp: ‘anti-seculiere activiteiten’.

De rechter begint te praten, en hij kijkt bezorgd. Hij spreekt lang, meer dan vijftien minuten. Af...