T.H. White, bekend van zijn Arthurreeks, schreef ook een kleinood over zijn pogingen een havik te temmen: een oefening in nederigheid en ‘een eenzaam proces van vallen en opstaan’.

‘Er zijn mensen die schrijven als engelen. White schreef als een aartsengel, en ofschoon er vandaag misschien nog slechts weinig mensen zijn die onze mening delen, durven wij hier te voorstellen dat over twintig of dertig jaar iemand zal ontdekken en openlijk zal verklaren dat The Goshawk, het verhaal van de geestelijke strijd tussen een trots en onafhankelijk man en een trotse en onafhankelijke havik, een van de grootste prozawerken is die in deze eeuw in Engeland verschenen zijn. En het eind van het verhaal, de ontsnapping van de vogel voordat de valkenier de vogel volkomen had kunnen africhten, is een van de meest ontroerende episodes welke wij ooit hebben gelezen.’

Dit hooggestemde citaat is van de hand van de anglist Daan van der Vat, die bekender is als kinderboekenschrijver en lichte lettermeneer onder zijn pseudoniem Daan Zonderland. Hij schreef het voorwoord bij de vertaling van Arthur koning voor eens en altijd, waaraan in deze verzamelband ook Het boek Merlijn toegevoegd is. Mijn editie is een eerste druk uit 1979, twee jaar nadat Van der Vat overleed. Zijn als voorwoord gebruikte tekst is dus van een eerdere datum dan 1979, waarmee zijn voorspelling dat iemand ‘over twintig of dertig jaar’ T.H. Whites boek over zijn mislukte pogingen een havik te dresseren tot groot Engels meesterwerk uitroept, nog meer iets van reeds verstreken datum wordt. Evenwel is het vreugdevol dat De havik nu, in 2016, in een (secure) Nederlandse vertaling verschijnt.

Een blote blondine

Die timing is wel iets om een gedachte aan te wijden. Whites hoofdwerk Arthur. Koning voor eens en altijd, gebaseerd op Le Morte D’Arthur van Sir Thomas Malory, verscheen in die jaren zeventig in de slipstream van J.R.R. Tolkiens In de ban van de ring. Dat epische drieluik beleefde in de jaren zestig en zeventig een populariteitspiek – fantasy die deels geënt is op middeleeuwse ridderverhalen en Germaanse legendes. Het was bovendien de tijd van de ongekend populaire, voor kinderen navertelde Arthurromans door Jaap ter Haar. Vanuit het adolescente waanidee dat je álles van overgeleverde betekenis gelezen moet hebben, worstelde ik mij een zomer lang heen door de vaak saaie Tolkien, inclusief zijn jaartallen- en stambomenboek over de ontwikkeling van Midden-Aarde De Silmarillion.

Wat een revelatie was het om kort daarna T.H. Whites Arthurreeks te lezen, die de Arthur-lyriek sprankelend en geestig verpersoonlijkt en van de jonge Arthur (bij hem ‘de Wart’ geheten) een menselijk mens maakt. Zeker tegen het intens duistere slot van zijn Arthur-vierluik waar White van 1938 tot 1958 aan werkte, gevolgd door zijn postume publicatie The Book of Merlyn uit 1977, klinken de Wereldoorlogen door die White (1906-1964) meemaakte.

Inmiddels zijn we in een nieuwe nog voortdurende populariteitsgolf van Tolkien beland, mede vanwege de almaar driedelige verfilmingen door Peter Jackson, begin deze eeuw van The Lord of the Rings en dit decennium van The Hobbit. In wijder verband raakt het hele fantasygenre onder adolescenten geliefd, recentelijk nog door een rauw Tolkien-derivaat als de film Warcraft. In die rolprent tref je reusachtige Orks met slagtanden en vermorzelende hamers, die slechts gepacificeerd kunnen worden door magiërs met ogen die offensief blauw of groen licht voortbrengen. Binnen dit genre spant Game of Thrones natuurlijk alles; ‘de Amerikaanse Tolkien’ George R.R. Martin schiep een breed Risk-achtig universum waarin de Arthurverhalen resoneren, hordes ondoden vanuit de noordelijke ijsvlakten aandraven en een blote blondine in een vuur drakeneieren legt. Onderhoudend entertainment, geschraagd door de hoofse verhalen die de tijd hebben weten te trotseren.

De tijd is kortom rijp voor een herwaardering van Whites Arthurbewerking, die niet alleen Neil Gaiman, maar ook J.K. Rowling inspireerde in hún werk. De Wart is tenslotte naar haar zeggen spirituele familie van Harry Potter.

Het is voor White een oefening in nederigheid en “een eenzaam proces van vallen en opstaan”. 

Gevleugelde meester

In plaats daarvan verschijnt tot mijn verrassing de vertaling De havik, een autobiografisch, behoorlijk technisch geschrift over Whites eerste pogingen om met kennis uit oude tijden een havik te temmen – in 1951 verscheen The Goshawk in druk. Het dagboekverslag, verluchtigd met bouwtekeningen van bijvoorbeeld een sprengel, beslaat de maanden die White eraan besteedde om de zes weken oude vogel Gos te trainen; in het door hem gebezigde valkeniersjargon heet dat ‘treinen’. White leefde gedurende die periode in het midden van de jaren dertig in een huisje op het platteland. De politieke actualiteit klinkt er zijdelings in door; uit een opmerking blijkt dat Whites vrienden willen vechten tegen het fascisme. Zelf verkiest de schrijver het kluizenaarschap en wijdt hij zich aan zijn havik, die hij ergens ‘mijn gevleugelde meester’ noemt. Want ja, Terence Hanbury White en de jonge Gos staken veel van elkaar op. Van een klassieke meester-leerlingrelatie is geen sprake; het trainen van de havik is voor White een oefening in nederigheid en ‘een eenzaam proces van vallen en opstaan’. Hij schrijft: ‘Niemand was zo gek om havikier te willen worden. De uitputtingsslag van het treinen van de grootste der kortvleugelige roofvogels is met geen pen te beschrijven, laat staan de verslagenheid die op elke hoek op je wacht bij die gecompliceerdste aller sporten.’ Zo moet hij dagen en nachten achtereen opblijven en met de vogel zodanig rustig in de weer zijn – staan en lopen – dat het arme dier van zijn slaap beroofd wordt. Wanneer de vermoeide vogel uiteindelijk op Whites hand in slaap valt, is dat een belangrijke stap in de acceptatie van diens gezag.

Mislukking

De meerwaarde van Whites kleinood over het gevecht tussen mens en dier, dat vanwege die thematiek tot hetzelfde genre behoort als Hemingways novelle The Old Man and the Sea, is dat het, anders dan je zou verwachten, een mislukking boekstaaft. White noteert tijdens de training weliswaar dat hij zelf onderwijl half vogel is geworden, maar uiteindelijk kan hij ‘de krankzinnige moordenaar’ die hij in Gos onderkent en verliteratuurd bezingt niet temmen. Het beest vliegt weg en keert niet weerom. Die mislukking staat voor het grote falen in Whites bestaan. Aan intieme menselijke relaties heeft hij zich vermoedelijk nooit gewaagd. Misschien, zo leert biografica over hem, omdat hij een homoseksueel was die nooit uit de kast kwam, misschien vanwege het funeste voorbeeld uit zijn prille jeugd te India, met zijn alcoholische vader en emotioneel ijskoude moeder die hem een blijvend wantrouwen tegen medemensen bezorgden. Zijn rijke gevoelsleven bewaarde hij voor zijn proza, gelukkig.

De havik
T.H. White, vertaling Jolande van der Klis, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 235 p., €19,99