Wat klopt er van het bericht in de New York Times van 5 mei 1975 dat Amerikaanse bedrijven, waaronder Northrop, invloedrijke Nederlanders en regeringsvertegenwoordigers hebben omgekocht in verband met de vervanging van de F-104 Starfighter ten gunste van de Northrop Cobra?

Met die vraag van gezant Van Aerssen aan de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken Armitage begon het kabinet-Den Uyl op 22 mei 1975 het onderzoek naar de Northrop-affaire, het broertje van het Lockheed-schandaal, dat vorige week met het proefschrift van Anet Bleich over Joop den Uyl nieuw leven kreeg ingeblazen.

We kunnen het nalezen in het telegram dat de volgende dag uit het State Department naar de ambassadeur in Den Haag werd gestuurd. De Nederlandse gezant drong sterk aan, want ‘de lopende kwestie zou de beslissing van de Nederlandse regering over de vervanging van de F-104 kunnen uitstellen en het was de wens van zijn regering om de zaak zo spoedig mogelijk tot klaarheid te brengen’....